Geplaatst op Geef een reactie

Lek

‘Is de grote baas er vandaag?’ vraag ik aan de directiesecretaresse.

Ze schudt haar hoofd. ‘Wim is er niet.’

Dan pauzeert ze even.

‘Zijn kraantje is lek. Vandaag laat hij er een nieuw rubbertje in zetten,’ zegt ze dan. ‘Poliklinisch hoor, morgen kan je hem weer bereiken.’

‘Bedankt,’ zeg ik en ik vraag me af of ik de directeur ooit nog kan zien zonder aan zijn lekkende kraantje te denken.

Geplaatst op Geef een reactie

Lul in de keuken

‘Een open keuken vind ik altijd een veilig idee,’ zeg ik, ‘dan zie je tenminste wat er gebeurt in de keuken.’

De oude man lacht schamper.

‘Ik werkte in een restaurant met een open keuken,’ zegt hij, ‘en de kok haalde gewoon zijn lul tevoorschijn als hij moest pissen, hing hem zo in de vuilnisbak onder de werkbank. Zagen de klanten toch niks van.’

Geplaatst op Geef een reactie

Second Life

‘Ik doe al sinds mijn veertiende alles in het huishouden,’ zegt ze tegen ons, ‘mijn broers doen nooit iets, mijn vader ook niet. Die vinden dat vrouwenwerk, de was doen, stofzuigen en afwassen enzo.’

We kijken elkaar aan, lachen om die ouderwetse Brabantse jongens.

‘Mijn moeder deed het altijd, maar ze raakte verslaafd aan Second Life. Ze had daar een heel groot huis en een vast vriendje. Ze zat er dag en nacht. Toen heeft mijn vader haar gedwongen om te kiezen. Ons en de boerderij of hem en die nepwereld. Ze woont nu in Antwerpen bij die jongen, in een heel klein appartementje. Ze zitten de hele dag naast elkaar op de bank met hun laptop, in Second Life.’

‘Zie je haar nog wel eens?’ vraagt iemand.

‘Vroeger ging ik in het weekend bij haar langs, maar nu niet meer. Nu ga ik alleen af en toe bij hun huis langs in Second Life om te kijken hoe het met haar gaat. Volgens mij is ze nu wel gelukkig. Maar ik mis haar wel.’

Geplaatst op Geef een reactie

Spetters

Het warme, lome weer nodigt uit tot rustig peddelen op mijn fiets. Iedereen die ik zie, is vertraagd. Jongens met een voetbal lopen sloom over straat, duwen lusteloos de bal vooruit. Een bejaarde dame in haar voortuin veegt tergend traag het zweet van haar voorhoofd met een zakdoek.

Als ik de bocht om ga, zie ik ineens in het gouden zonlicht vier kleine engeltjes staan, midden op straat. Vier meisjes in zomerjurkjes, blonde en bruine haren als halo’s om hun hoofdjes, blote voeten. Ze giechelen zachtjes terwijl ze een fietser nakijken die gehaast van ze vandaan rijdt.

Ik kom steeds dichter bij de dametjes. Dan stopt er een even met giechelen en kijkt naar me om.

‘Hoi!’ zeg ik vrolijk. Zij lacht een heldere lach.

Dan draaien ze zich alle vier gelijktijdig om. Vier enorme supersoakers in kleine handjes, dunne armpjes die fanatiek meer lucht erin pompen. Ze giechelen.

Neeneeneenee,’ roep ik nog, en ik zwaai afwerend met een hand. Ik kan niet stoppen, omdat ik dan nooit meer op tijd weg kan komen, kan alleen nog maar proberen hard langs ze te fietsen.

Vier harde stralen raken mijn lichaam van voet tot gezicht, ik wankel maar fiets door, passeer ze zo snel als mijn oude rijwiel en mijn ongetrainde benen toestaan.

Ik fiets zo snel mogelijk weg, zie het water mijn lichaam af sijpelen, in straaltjes, de straat op, parallel aan de sporen van hun eerdere slachtoffers. Hun kakelende lach achtervolgt me tot mijn voordeur.

Sinds die tijd schrik ik, als ik kleine meisjes gezamenlijk hoor lachen. Ik weet nooit wat ze van plan zijn.

Geplaatst op Geef een reactie

Klokhuis

‘Zal ik anders snel even naar de winkel fietsen om iets voor je te halen?’ vraag ik aan het meisje. Ze bleef gisteren slapen omdat ik loog dat ze de laatste trein gemist had. Handig dat mijn klok altijd een kwartier voor staat omdat ik anders overal te laat kom.

‘Nee hoor, ik heb een appel bij me,’ zegt ze terwijl ze een Granny Smith uit haar tas haalt.

‘Aha!’ zeg ik; ‘je was gisteren al wél van plan om te blijven slapen!’

‘Zak,’ zegt ze, en ze draait zich naar het raam om verder te kijken naar mijn overbuurman die vandaag weer in zijn leren string met rode bal door het huis paradeert.

Geplaatst op Geef een reactie

Boodschappen

Het meisje legt met enige moeite de dikke pizza op de lopende band, tilt een grote huismerk colafles erbij. Ze is er maar net sterk en groot genoeg voor. Ze klapt netjes het handvat van het mandje in voordat ze het op de andere mandjes zet. Dan kijkt ze naar haar moeder, die aan het bellen is.

‘Weet je wat hij zei? Weet je dat?’ zegt de moeder met een plat Amsterdams accent.

‘Hij zei dat als ze zich zo gedraagt, dat het dan aan de opvoeding moest liggen.’

De pizza komt bij de cassière aan. Ze groet het meisje vriendelijk, het meisje groet terug, draait zich dan weer naar haar moeder om voorzichtig aan haar mouw te trekken. Haar moeder kijkt even geïrriteerd, maar haalt dan een vijfje uit haar zak, belt verder. Het meisje pakt het geld aan en geeft het aan de cassière.

‘Dankjewel,’ zegt deze, en; ‘Alsjeblieft,’ als ze het wisselgeld geeft.

Het meisje pakt het aan en geeft het door aan haar moeder, die het zonder te kijken in haar zak stopt.

“Wil je een bonnetje?’ vraagt de cassière. Het meisje kijkt even naar haar moeder die al bellend richting de uitgang loopt.

‘Eh, ja,’ beslist ze en pakt het aan. Dan sjouwt ze zo snel als ze kan de zware fles en pizza achter haar moeder aan.

Vlak bij de uitgang stopt moeder de telefoon weg.

‘Wat heb je dat goed gedaan!’ zegt ze trots tegen haar dochter. Ze slaat een arm om haar schouders, drukt haar even stevig tegen zich aan en kust haar voorhoofd. Dan neemt ze de fles cola en de pizza over.
En het meisje huppelt de winkel uit.

Geplaatst op Geef een reactie

Bereik: Kut

Twee pubermeisjes kijken naar een rek vol seksspeelgoed voor vrouwen bij de drogist. Ze giechelen terwijl ze een voor een de speeltjes en vibrators van de haakjes afhalen om goed te bestuderen.

Ik sta bij het snoepgoed, twijfel of ik weer zo’n grote zak pepermunt ga kopen. De vorige zak heb ik pas net leeg.

‘Deze lijkt wel een telefoon!’ roept het ene meisje uit.

Ik draai me naar ze om en zie dat het geribbelde apparaatje inderdaad iets van een telefoon weg heeft.

‘Je kan er wel mee bellen, maar het bereik is kut,’ flap ik er dan uit.

Verrast draaien ze zich om.

‘Hoi meester,’ zegt het ene meisje. Ze wordt rood. Het meisje met de vibrator in haar hand kijkt mijn leerlinge aan.

‘Bijles wiskunde,’ legt ze uit.

Ik graai achter me een zak pepermunt uit het schap, laat het zien.

‘Pepermunt,‘ zeg ik, en dan: ‘Doei!’

Ik loop snel richting de kassa.

‘Tot morgenmiddag meester!’ roept ze me nog na.

Geplaatst op Geef een reactie

Zitschuld

De Turkse jongen staat op om de Marokkaanse vrouw te helpen haar kinderwagen uit de tram te tillen. Snel gaat de Nederlandse man op zijn plek zitten, in de verder overvolle tram. De teleurgestelde blik van de jongen ontwijkt hij.

Geplaatst op Geef een reactie

Geilovig

‘Dat is vast een heel erg gelovig meisje,’ zeg ik tegen Karima, mijn collega.

Ze lacht schamper als ze ziet wie ik bedoel: een meisje met een hoofddoek die alleen haar ogen, neus en mond laat zien en die overgaat in een alles bedekkende jurk, tot aan haar polsen en enkels.

‘Een vriendin van me kleedt zich precies zo,’ zegt Karima, ‘en ze is getrouwd, heeft een vaste minnaar en nog een paar scharrels puur voor de seks. Die kleding is alleen maar voor haar vader.’

‘Zodat hij denkt dat ze vroom is…’

‘Precies, ‘ zegt ze.
Sinds die dag denk ik bij elk Marokkaans meisje dat zich kleedt in een alles bedekkende jurk: misschien ben jij wel die geile sloerie.

Geplaatst op Geef een reactie

Klinkerkleptomane

De jonge dame fietst aan de andere kant van de opgebroken weg over de stoep, iets voor mij. Zij stopt als ze de weg weer op kan, ik slalom net langs wat oude meubels die tevergeefs op de vuilniswagen staan te wachten.

Zij bukt en kijkt naar iets. Dan strekt ze haar arm uit en tilt een straatsteen op, een zware bakstenen klinker. Ze bekijkt hem aandachtig van alle kanten tot ze haar voeten weer op de trappers zet en door fietst. Eén hand houdt de klinker vast, rustend op het midden van haar stuur.

Ik fiets iets sneller om naast haar te komen.

‘Dat is vast een heel erg bijzondere steen,’ zeg ik tegen haar.

Ze kijkt naar de steen alsof ze hem nooit eerder gezien heeft, aarzelt.

‘Eh, nee,’ zegt ze, en ze laat even, tijdens het fietsen, de steen aan me zien. Ik kijk goed maar kan er niets bijzonder aan ontdekken.

Dan laat ze de steen weer op het midden van haar stuur rusten en versnelt.

Ik laat haar gaan.

Geplaatst op Geef een reactie

Breed

Volmaakt tevreden hang ik mijn lichtbruine ribbeljasje in mijn overvolle kledingkast. Ik pas hem niet meer zo goed, hij zit behoorlijk strak bij mijn schouders en onder mijn armen. Ik kijk in de spiegel naar mijn gespierde bovenlichaam. Zes maanden lang elke week fitness heeft zijn vruchten afgeworpen!

Trots vertel ik het aan mijn fitnessvrienden als ik ze weer zie.

‘Schat, heb jij mijn corduroy jasje gezien?’ vraagt mijn lief een paar dagen later. Ik weet niet waar ze het over heeft.

‘Dat bruine jasje.’ Ik denk diep na.

‘Geribbelde stof. Je hebt er zelf ook eentje, bijna precies hetzelfde.’

Shit.

‘Uhm. Eh. Die hangt in mijn kast, geloof ik.’

Even later komt ze terug uit de slaapkamer met beide lichtbruine corduroy jasjes.

‘Mijn moeder ze vast allebei in jouw kast gehangen,’ zegt ze. ‘Ze lijken ook wel heel erg op elkaar hè.’

‘Ja!’, zeg ik, ‘inderdaad! Ze lijken héél erg op elkaar.’

Ik pak mijn eigen corduroy-jasje van haar over en trek hem aan. Zit helemaal nergens strak.

Dan biecht ik op.

Geplaatst op Geef een reactie

79

‘Wat?’ zeg ik verbaasd als ik het getal op de weegschaal zie verschijnen, ‘79 kilo?’

Ik kijk naar de doktersassistente.

‘Daar mag je best zes kilo vanaf halen,’ zeg ik.

‘Jij mag er voor jezelf best zes kilo vanaf halen,’ zegt ze, ‘maar ik schrijf gewoon 79 op.’

Geplaatst op Geef een reactie

Bestempeld

‘Wilt u misschien een stempel?’ vraagt de jongen van de garderobe aan de zwart geklede dame met grijzend haar. Hij heeft de stempel al vast, kijkt naar haar pols.

‘Een stempel?’ vraagt ze. Ze klinkt verontwaardigd.

‘Dan kan u naar binnen en naar buiten wanneer u wilt,’ zegt hij.

‘Een stempel, op mijn arm?’ Haar stem wordt schril.

‘Eh, ja?’

‘Weet je wel wat ze in de Tweede Wereldoorlog deden? Toen zetten ze ook iets op de arm van mensen, zodat ze wisten dat het joden waren!’

Ze praat zo hard dat iedereen in de hal van de Kunstbende naar haar kijkt. De jongen krimpt ineen achter zijn balie.

‘In concentratiekampen was dat, wist je dat? Wist je dat ze dat deden in concentratiekampen?’

‘Hm ja dat wist ik,’ zegt hij met een heel klein stemmetje. ‘Het hoeft niet. Een stempel,’ fluistert hij, en hij verbergt het stempeltje in zijn hand.

De vrouw pakt bruusk haar tas van balie, een stapel flyers valt op de grond. Met grote stappen beent ze weg.

 

Ik kijk naar de jongen. Hij heeft nog steeds de stempel in zijn hand. Ik leg mijn jas op de balie, steek mijn arm uit.

‘Doe mij maar een stempel,’ zeg ik gul.

Met een trillende hand stempelt hij een blauw eendje op mijn arm.

Geplaatst op Geef een reactie

Kappen

De jonge kapper groet ons vrolijk, zwaait naar onze zoon. Mijn zoon lacht terug.

De jonge kapper komt uit het huis van onze buurvrouw, die regelmatig bezoekers heel kort op bezoek heeft, ook om drie uur ‘s nachts.

De jonge kapper komt steeds vaker bij de buurvrouw.

De jonge kapper vermagert, krijgt wallen onder zijn ogen.

De jonge kapper wordt ontslagen bij de kapperszaak.

De jonge man spreekt ‘s avonds smekend met de sombere mannen die vaak met hun auto voor het huis van onze buurvrouw staan. Zij schudden hun hoofd.

De jonge man heeft een grote boodschappentas vol flessen shampoo en conditioner die hij trots laat zien aan de sombere mannen. Ze knikken.

De jonge man groet ons, zwaait naar mijn zoontje, vraagt of hij geld mag lenen.

De jonge man loopt over straat in de nacht, ingevallen gezicht. Hij voelt aan autoportiers en huisdeuren.

De jonge kapper verdwijnt langzaam.

Geplaatst op Geef een reactie

Bolletjes

Een scooter met twee Marokkaanse jongens komt met piepende banden naast mij tot stilstand bij het stoplicht.

‘We moeten heel veel bolletjes kopen,’ zegt de jongen met de kaalgeschoren kop.

‘Jaah, héél veel bolletjes,’ zegt de  jongen die zijn petje achterstevoren draagt.

Ik denk: bruine bolletjes zijn heroïne, witte bolletjes zijn cocaïne.

‘En dan gaan we ze smeren,’ zegt de kaalgeschoren jongen.

‘Gaan we met zijn allen doen ja, de bolletjes smeren,’ zegt het petje.

Het licht gaat op groen, de scooter stuift weg.

Geplaatst op Geef een reactie

Huiswerk en Sprotjes

Ga zitten.
Nee, ga gewoon even zitten.
Ja zucht maar, je vader gaat je weer eens een verhaal vertellen.
Zit nou! Ja fijn.
Goed, komtie.

Hier komt: de enige echte reden om altijd ruim van tevoren je huiswerk te maken.
Nee blijf zitten! Het is een goed verhaal. Het gaat over meisjes. Of hoe jullie dat tegenwoordig noemen. Chickies?
Dat is inderdaad ouderwets. Hoe noem je ze dan?
Wat?
Sprotjes?
Echt sprotjes? Wat is de etymologie daarvan…nee laat maar.
Goed. Meisjes dus en huiswerk.

Toen ik nog studeerde…
Hey! Ik pak een rol duct-tape hoor, plak je zo vast aan je stoel.
Ik studeerde, aan de schrijversvakschool, jaja, negen jaar, maar wel afgemaakt en daar gaat het om.

Op een vrijdagavond zit ik eindelijk achter de computer om mijn huiswerk te maken. Computerspelletjes uitgezet en alles, gewoon alleen een witte pagina, de opdracht van school uitgeprint naast het toetsenbord. Half een in de nacht. Om negen uur moet ik op school zijn om een verhaal van twee pagina’s voor te lezen. En ik had nog niets! Nog geen idee zelfs! Maar ik wist wel dat ik met drie uur bikkelen, en dan vier uur tukken, en dan bij het ontbijt de spelfouten eruit vissen… dat ik iets zou maken dat goed genoeg was. Niet goed, maar goed genoeg.

Ik krijg een idee voor een verhaal en ga lekker typen. Een kwartiertje later, pas een paar goeie zinnen op het scherm, de telefoon gaat. Ik zie wie belt.
Ja, dat kon toen allang, wijsneus.
ZE belt, zie ik. Die leuke begeleidster van kamp, grappig, lief, blond, heel leuk bekkie. Cameron Diaz, maar dan iets minder lang. Wie Cameron Diaz was? Gewoon, een lekker ding van vroeger. Maar goed, ZE belt dus! Misschien is het uit met haar vriendje? Een man mag hopen! We hadden fijn geflirt op kamp. Zo ging dat, niets voezelevozen hoor, maar gewoon een beetje, jeweetwel, nonverbaal laten weten dat je elkaar leuk vindt, he. Non-verbaal is trouwens als je…
Oh, dat weet je natuurlijk al. En ik dwaal af.

Goed! Ik neem op, en ze vertelt dat ze in de stad is. Dat is bijzonder, want ze woont in Twente. Twee en een half uur met de trein.
Ze is niet alleen, maar met haar zes beste vriendinnen. Een beetje aangeschoten, hoor ik. Zingen op straat doe je niet als je nuchter bent. En ze lopen in een straat bij mij om de hoek. ‘Zullen we langskomen?’ vraagt ze.
Ik zeg JA voordat ik het door heb. ‘Ga je ook nog mee naar de Paradiso?’ vraagt ze dan. Ik aarzel, zeg dat ik dat nog niet weet.

Zo snel mogelijk ruim ik mijn woonkamer op, een beetje zoals mama dat doet. Hoppekee, veeg alles in een grote doos of la en dichtschuiven. Heel handig.

Ze komen vrolijk binnen, die zeven leuke, schattige en vooral behoorlijk aangeschoten meiden uit Twente. En wat je misschien nog niet weet over je vader is dat ik een enorm zwak heb voor meisjes met een accent. Vlaams absoluut, maar zéker Twents. Kan ik niets aan doen, krijg ik gewoon een hard..eh… kloppend hart van. En van die zeven leuke Twentse meisjes ging mijn hart heel hard kloppen!
Ik schenk thee voor ze in, en bier en wijn en sterke drank. Zij drinken en kletsen met elkaar, en met mij, en vertellen hoeveel positieve verhalen ze over me hebben gehoord van dat ene leuke meisje. Die nog steeds een vriendje heeft, maar ook zes single vriendinnen, de ene nog leuker dan de andere.

Ik moet echt mee met ze naar Paradiso, zeggen ze. Dat vinden ze héél gezellig, als ik mee ga. Met zeven leuke dronken meiden naar de disco. En ze weten nog niet of ze ergens in Amsterdam blijven slapen of dat ze de trein van zes uur naar Twente nemen.
En ik maar nadenken en peinzen over hoe ik èn kan schrijven, èn een fantastische nacht kan hebben met dat stelletje leuke, eh, sprotjes.
Ja, als je vader dat woord gebruikt, klinkt dat raar. Ik zal het niet meer doen.

Ik denk na, heel hard na. En zeg dan nee. Kan bijna de haren uit mijn kop trekken van spijt, maar ik moet nee zeggen. Het moet! Ik wil ècht schrijven, moet daarom de schoolopdrachten en het schrijven serieus nemen. Daarom ben ik nu wel een succesvol schrijver geworden.
Wat? Ach zeur toch niet, ik kan er de helft van de rekeningen mee betalen.
Hey wat nou, wil jij nog op schoolkamp, wijsneus? Ik ben een redelijk goed betaalde schrijver ja, en ik doe tenminste precies wat ik wil doen.
Jij moet nog tien jaar leren en studeren, tegen je zin in.
Ha! Nu jij weer.
Nee, je mag nog niet opstaan. Bijna klaar.

Dus. Meisjes en huiswerk. Dit is het punt dat ik wil maken. Als ik een paar dagen eerder een tekst had geschreven, was ik met die zeven leuke Twentse meiden mee gegaan. Had ik allemaal avonturen beleefd, misschien een van die meiden aan de haak geslagen. Misschien zelfs wel, eh um, ja ik bedoel, alles kan gebeuren! Als je maar je huiswerk maakt, kan je altijd ja tegen spannende avonturen zeggen. Maar ja, je domme papa had nooit geleerd om zijn huiswerk ruim van tevoren te maken. Die deed altijd alles op het laatste moment. En ik kon dat toen niet anders, omdat ik dat altijd zo had gedaan.
Het was wel de juiste keuze toen. Maar zó jammer!

Je mag opstaan, het verhaal is af.
Wat? Hoe bedoel je?
Dat ik betere verhalen te vertellen had als ik wel was meegegaan met die meiden?
Hou je wel even in de gaten dat ik dan nu dit verhaal aan een andere wijsneus had verteld? Eentje met een licht Twents accent?

Ja ja ga nou maar. Voordat ik weer een verhaal ga vertellen.