Ik kijk naar het gespierde lichaam van mijn zoontje van zeven jaar als ik hem help omkleden in het zwembad en zucht.
‘Nee, je bent écht niet dik,’ zeg ik tegen hem. ‘Je hebt dat buikje omdat je een sixpack hebt.’
‘Een wat?’ vraagt hij.
‘Een sixpack, van spieren,’ zeg ik en ik wijs zijn zes duidelijk zichtbare buikspieren aan. Dit is al de zoveelste keer dat hij er over begint nadat een ventje uit zijn klas hem dik had genoemd.
Een paar dagen later. Hij staat naast de keukentafel, doet zijn T-shirt omhoog en mept op zijn buikje.
‘Kijk mama, ik heb een BIGSPEK,’ zegt hij
‘Een wat?’ zegt ze.
‘Een Bigspek,’ zegt hij nogmaals, terwijl hij op zijn buikspieren wijst.
‘Een sixpack heet dat,’ zeg ik.
‘Oh ja,’ zegt hij, ‘Een sixpack. Kijk mama, ik heb een sixpack.’
Mama kijkt en bewondert.
Ik kijk naar mijn eigen buik en klop er op.
‘Kijk, ik heb een BIGSPEK, zeg ik, ‘geen sixpack. Helaas.