Geplaatst op Geef een reactie

Spetters

Het warme, lome weer nodigt uit tot rustig peddelen op mijn fiets. Iedereen die ik zie, is vertraagd. Jongens met een voetbal lopen sloom over straat, duwen lusteloos de bal vooruit. Een bejaarde dame in haar voortuin veegt tergend traag het zweet van haar voorhoofd met een zakdoek.

Als ik de bocht om ga, zie ik ineens in het gouden zonlicht vier kleine engeltjes staan, midden op straat. Vier meisjes in zomerjurkjes, blonde en bruine haren als halo’s om hun hoofdjes, blote voeten. Ze giechelen zachtjes terwijl ze een fietser nakijken die gehaast van ze vandaan rijdt.

Ik kom steeds dichter bij de dametjes. Dan stopt er een even met giechelen en kijkt naar me om.

‘Hoi!’ zeg ik vrolijk. Zij lacht een heldere lach.

Dan draaien ze zich alle vier gelijktijdig om. Vier enorme supersoakers in kleine handjes, dunne armpjes die fanatiek meer lucht erin pompen. Ze giechelen.

Neeneeneenee,’ roep ik nog, en ik zwaai afwerend met een hand. Ik kan niet stoppen, omdat ik dan nooit meer op tijd weg kan komen, kan alleen nog maar proberen hard langs ze te fietsen.

Vier harde stralen raken mijn lichaam van voet tot gezicht, ik wankel maar fiets door, passeer ze zo snel als mijn oude rijwiel en mijn ongetrainde benen toestaan.

Ik fiets zo snel mogelijk weg, zie het water mijn lichaam af sijpelen, in straaltjes, de straat op, parallel aan de sporen van hun eerdere slachtoffers. Hun kakelende lach achtervolgt me tot mijn voordeur.

Sinds die tijd schrik ik, als ik kleine meisjes gezamenlijk hoor lachen. Ik weet nooit wat ze van plan zijn.

Geplaatst op Geef een reactie

Klokhuis

‘Zal ik anders snel even naar de winkel fietsen om iets voor je te halen?’ vraag ik aan het meisje. Ze bleef gisteren slapen omdat ik loog dat ze de laatste trein gemist had. Handig dat mijn klok altijd een kwartier voor staat omdat ik anders overal te laat kom.

‘Nee hoor, ik heb een appel bij me,’ zegt ze terwijl ze een Granny Smith uit haar tas haalt.

‘Aha!’ zeg ik; ‘je was gisteren al wél van plan om te blijven slapen!’

‘Zak,’ zegt ze, en ze draait zich naar het raam om verder te kijken naar mijn overbuurman die vandaag weer in zijn leren string met rode bal door het huis paradeert.

Geplaatst op Geef een reactie

Boodschappen

Het meisje legt met enige moeite de dikke pizza op de lopende band, tilt een grote huismerk colafles erbij. Ze is er maar net sterk en groot genoeg voor. Ze klapt netjes het handvat van het mandje in voordat ze het op de andere mandjes zet. Dan kijkt ze naar haar moeder, die aan het bellen is.

‘Weet je wat hij zei? Weet je dat?’ zegt de moeder met een plat Amsterdams accent.

‘Hij zei dat als ze zich zo gedraagt, dat het dan aan de opvoeding moest liggen.’

De pizza komt bij de cassière aan. Ze groet het meisje vriendelijk, het meisje groet terug, draait zich dan weer naar haar moeder om voorzichtig aan haar mouw te trekken. Haar moeder kijkt even geïrriteerd, maar haalt dan een vijfje uit haar zak, belt verder. Het meisje pakt het geld aan en geeft het aan de cassière.

‘Dankjewel,’ zegt deze, en; ‘Alsjeblieft,’ als ze het wisselgeld geeft.

Het meisje pakt het aan en geeft het door aan haar moeder, die het zonder te kijken in haar zak stopt.

“Wil je een bonnetje?’ vraagt de cassière. Het meisje kijkt even naar haar moeder die al bellend richting de uitgang loopt.

‘Eh, ja,’ beslist ze en pakt het aan. Dan sjouwt ze zo snel als ze kan de zware fles en pizza achter haar moeder aan.

Vlak bij de uitgang stopt moeder de telefoon weg.

‘Wat heb je dat goed gedaan!’ zegt ze trots tegen haar dochter. Ze slaat een arm om haar schouders, drukt haar even stevig tegen zich aan en kust haar voorhoofd. Dan neemt ze de fles cola en de pizza over.
En het meisje huppelt de winkel uit.