Geplaatst op Geef een reactie

De man uit Ouagadougou

‘Hij is een woestijngids uit Ouagadougou,’ zegt mijn vriendin. We kijken naar een diep donkere jongen die bij de muur staat. De woestijngids neemt een klein slokje uit zijn bierflesje en kijkt naar een paar van onze vrienden die hard aan het lachen zijn.

‘Bespaar je de moeite’ zegt mijn vriendin als ik een stap in zijn richting wil zetten. ‘Hij spreekt geen Nederlands, Engels of Frans. Ik heb al geprobeerd met hem te praten. Ook geen Duits of Spaans trouwens,’ voegt ze er nonchalant aan toe.

Mijn vriendin wijst dan op een meisje in de hoek van de kamer, die met een paar andere meiden foto’s aan het bekijken is van een verre reis.

‘Ze waren meteen smoorverliefd toen ze elkaar tegenkwamen in de woestijn. En toen ze terugkwam in Nederland heeft ze ervoor gezorgd dat haar vader garant stond zodat ‘haar lover’ over kon komen.’

‘Heel bijzonder, verliefd worden als je elkaars taal niet spreekt,’ zeg ik.

‘Verliefd ja, natuurlijk,’ zegt mijn vriendin.

‘Weet je wat ik had moeten doen? Ik had mijn Nintendo 64 mee moeten nemen. Had ik een potje Supermario kart met hem kunnen spelen.’

‘Wat een goed idee zeg, een oude spelcomputer meenemen naar een feestje,’ zegt mijn vriendin en dan loopt ze naar de meiden die naar de foto’s van de reis aan het kijken zijn.

Een van de vrolijke vrienden komt van het balkon terug met een paar verse biertjes in zijn hand. Hij kijkt om zich heen, deelt wat flesjes uit. Hij geeft er ook een aan de man uit Ouagadougou.

‘Wie heeft de opener?’ roept de jongen met het bier. Hij kijkt een paar jongens vragend aan maar die weten het niet. Hij kijkt ook even naar de woestijngids, maakt een gebaar met het flesje om aan te geven wat hij zoekt. De woestijngids kijkt ineens heel blij, steekt zijn hand op om ze te laten ophouden met zoeken naar de opener. De jongens kijken hem aan. Langzaam brengt hij het bierflesje naar zijn gezicht, zet dan de fles met de kroonkurk klem in zijn oogkas en PLOP de kroonkurk floept eraf. Even is het stil en kijkt iedereen hem verbijsterd aan.

Dan neemt de woestijngids een flinke slok van zijn biertje, een brede grijns op zijn gezicht.

De jongens barsten in gejuich uit, slaan hem op de schouders.

‘Doe nog eens?’ zegt een van de jongens en hij pakt het volgende flesje. Al snel maakt de man uit Ouagadougou biertje na biertje open met zijn oogkas, onder luide aanmoedigingen. Als ik het nog twee keer heb gezien, draai ik me om en ga naar de keuken. Daar zie ik het niet meer, ook al hoor ik nog wel het geschreeuw en gejoel.

Als ik even later mijn lege bierflesje op het aanrecht zet, staat de man uit Ouagadougou ineens naast me. Met een grote grijns laat hij mij een biertje zien met een kroonkurk er nog op. Vragend kijkt hij me aan, hij brengt de fles al naar zijn oog. Ik schud mijn hoofd en wijs op de fles rode wijn die op het aanrecht staat. Ik pak een redelijk schoon glas, schenk het flink vol met de wijn en kijk hem aan.

‘Ik drink wijn’ zeg ik, ‘geen bier.’ Hij kijkt van het bierflesje dat ik net neerzette naar de wijnfles en terug. Dan haalt hij zijn schouders op en vertrekt naar de woonkamer waar hij weer met gejuich ontvangen wordt.

‘Flauw dat je die jongen zijn lolletje niet gunt,’ zegt mijn vriendin.

Ik haal mijn schouders op en neem een flinke slok wijn. Ik spuug het meteen weer uit.

‘Ja,’ zegt mijn vriendin, ‘die wijn stond al een paar weken open. Neem anders gewoon een biertje!’

Ik schudt mijn hoofd en kijk om me heen. Martini. Hoe zou dat smaken?

Geplaatst op Geef een reactie

De Allerbeste Vakantie Ooit

Bijna thuis van de beste vakantie ooit! Ik ga morgen op school aan iedereen vertellen wat ik allemaal heb gedaan. Maar eerst aan papa vertellen natuurlijk. Die zit nu vast al met limonade op ons te wachten. Misschien heeft hij wel koekjes! Daar heb ik echt superveel trek in. We rijden langzaam de straat in. Mama zoekt een goede plek om te parkeren, het liefst dicht bij huis. ‘Dan hoeven papa en ik niet alles de hele straat door te slepen,’ zei ze. Best wel logisch!

Morgen moet ik al weer naar school, en we gingen op vakantie toen de school net drie dagen voorbij was. Bijna zes weken weg! Alleen maar buiten spelen, zwemmen, naar de ruïne met mijn vrienden uit het dorp. We hebben schatten gevonden en een vogeltje gered, kikkers laten racen (die van mij won twee keer achter elkaar, echt waar). Mijn zusjes hebben een heel erg groot huis gemaakt in de tuin voor de Barbies. Ik heb ze geholpen met het sjouwen van mooie stenen voor de muren, want die waren zwaar. Dat vond mama zo lief van me, dat ik die avond mocht vertellen wat we gingen eten. Friet dus! Dat was superlekker.

Gek om morgen weer in de klas te zijn. Maar heel erg gaaf dat ik morgen de allerbeste verhalen heb van iedereen. De juf vraagt het altijd na een vakantie. ‘Wie heeft er een leuk verhaal? Wie heeft er iets spannends meegemaakt?’ En ik ben natuurlijk een keer met de jongens in de ruïne blijven slapen in de nacht. Het was echt heel donker maar we hadden een kampvuur. We hebben een paar spoken gehoord en ook eentje gezien, maar we waren helemaal niet bang! En ik ben van de hoge rots afgesprongen in de zee. Niet de hoge hoge rots, maar de bijna net zo hoge.

Mama zegt ‘Poep!’ Ze botst een beetje met de auto tegen de stoep op. Mijn jongste zusje wordt er wakker van, wrijft in haar ogen. Het was wel jammer dat papa in Nederland moest blijven. Maar ja, hij kon niet zomaar zo lang weg van zijn werk. ‘Een eigen baas heeft nooit vakantie,’ zegt papa altijd. Nou, dan wil ik nooit eigen baas worden.

De auto staat. Ik doe gelijk al mijn riem los en spring uit de auto. Ik heb zelf de sleutel van het huis, dus ik ga papa halen! ‘Help even met je zusjes!’ roept mama maar ik ren verder. Ik ga papa halen en dan terug, dan help ik wel met de zusjes. Ik heb echt zin om hem te zien, mijn stoere sterke papa! Hij is echt de allersterkste en liefste papa van de hele wereld.

Ik klim de trap op naar de voordeur. Doe de deur open.

‘Papa!’ roep ik als ik in het trappenhuis ben. ‘Papa!’ Ik hoor niks. Misschien hoort hij me niet, of misschien ligt hij op de bank te slapen. Hij werkt vaak in de nacht, dus dan is hij heel moe overdag en moet hij een tukje doen. Ik ren de trap op naar onze eigen voordeur en doe open.

Er stinkt iets. Er stinkt iets heel erg. Ik ruik poep. Misschien is het toilet stuk. Of er ligt weer een dode muis achter de koelkast, in het bakje water te rotten en te stinken! Dat was vies zeg. Ik knijp mijn neus dicht en loop naar de woonkamer om papa wakker te maken.

Papa ligt op de bank. Papa is vies. Helemaal vies, en zijn mond staat open, hij heeft bruin gespuugd. Zijn ogen zijn open maar als ik met mijn hand voor zijn gezicht waai, ziet hij me niet. En zijn broek is nat en stinkt naar poep. En zijn buik is vies en bruin en zijn trui is vies en kapot. Iemand heeft zijn trui kapot gemaakt. Heeft papa zelf zijn trui kapot gemaakt? Waarom ligt papa zo stil? Voorzichtig raak ik hem aan maar hij is koud en beweegt niet. De bank is ook vies. Overal zit plakkerig bruin spul. Het lijkt wel bruin als de korsten op mijn knieën van toen ik viel in de ruïne en me heel erg pijn deed. Ik raak weer papa aan, maar hij is echt heel koud en als ik aan hem trek, beweegt hij ook niet. Ik vind zijn open mond en open ogen heel eng. Alsof hij wakker is maar hij is niet wakker.

Ik hoor dat mama de trap op komt. Ze roept me maar ik versta haar niet, ook al weet ik dat ze mijn naam noemt.

Dan schrik ik. Is papa dood?

Mama komt binnen. Mama gilt.

En dan denk ik: wat moet ik nou morgen op school vertellen? Als de juf me vraagt hoe de vakantie was? Dit was toch de allerbeste vakantie ooit?

Mama pakt me beet en huilt heel hard, mijn zusjes huilen ook hard omdat mama huilt. Maar ik kan niet huilen. Wat moet ik morgen nou vertellen op school? Ik weet het niet, ik weet het echt niet. Dan huil ik toch ook.