Geplaatst op Geef een reactie

De Hooligandoctrine

Vrijheid van meningsuiting (tussen dronken en doorgesnoven hooligans).

1 Je mag zeggen wat je wilt, maar als je tussen hooligans roept: ‘Alle hooligans zijn domme eikels’ krijg je klappen. De hooligans blijven strafbaar, maar je was zelf wel verantwoordelijk voor hun reactie.

2 Je mag zeggen wat je wilt, maar als je tussen hooligans roept: ‘Volgens mij heeft die gozer daar gezegd dat jullie domme eikels zijn’ ben je er wel verantwoordelijk voor als ‘die gozer’ in elkaar geslagen wordt. De hooligans blijven strafbaar natuurlijk.

3 Als je tussen hooligans roept: ‘Volgens mij was het die hooligan daar die een vuurwerkbom gooide!’ Dan ben je een held, en hebben andere mensen de verantwoordelijkheid om je tussen de hooligans vandaan te vissen (of je weer op te lappen). Wederom, de hooligans blijven strafbaar.

Vrijheid van meningsuiting: alleen als je je verantwoordelijkheid neemt, is hij absoluut.

Geplaatst op Geef een reactie

Geef Donald Trump een kans

‘Ik voel me niet zo prettig bij de nieuwe directeur van ons kinderdagverblijf.’

‘Hoezo dan?’

‘Hij liegt overal over, en als je hem daarmee confronteert, liegt hij nog meer. Hij heeft een paar vrouwen in hun kut gegrepen en doet daar stoer over. Zijn vorige bedrijven zijn allemaal failliet gegaan. En hij heeft dit kinderdagverblijf misschien wel gekocht met zwart geld van een stel criminelen.’

‘Heb je daar bewijs van, van dat zwarte geld?’

‘Nee, dat niet, maar hij is wel een paar keer gezien met mensen die bevriend zijn met criminelen.’

‘Dat is geen bewijs natuurlijk. Misschien is het allemaal wel helemaal legaal.’

‘Dat is wel waar. Maar hij heeft ook een nieuw team samengesteld, en dat zijn geen goede mensen.’

‘Hoezo niet? Zijn ze niet bevoegd als kinderleidster?’

‘Volgens de meeste mensen niet, maar volgens de nieuwe directeur zijn ze de allerbeste kandidaten voor deze banen. Maar ja, hij heeft een restauranteigenaar hoofd van de keuken gemaakt, en die wil de kinderen nu de restjes uit zijn eigen restaurant te eten geven. En zijn schoonmaker is uit zijn huis gezet omdat hij dertig katten had en zijn huis vol vuilnis lag.’

‘Maar misschien hebben ze daarvan geleerd, en doen ze het hier goed. Je moet mensen een kans geven.’

‘Jaah, op zich sta ik daar wel voor open, maar die directeur en de mensen die hij aanneemt geven me zo’n vervelend gevoel… Ik wil actie ondernemen. Ik denk dat ik mijn kind er liever weg haal.’

‘Dat vind ik nou zo flauw van je! Een beetje een naar gevoel in je onderbuik en dan wil je gelijk iemand zijn kans ontnemen om te laten zien dat hij goed is in zijn werk.’

‘Ja maar.’

‘Niks ja maar. Is die nieuwe directeur ooit veroordeeld wegens pedofilie?’

‘Nou, dat niet.’

‘Nou dan. Geef hem gewoon een kans.’

‘Maar als er iets met onze kinderen gebeurd?’

‘Dat zien we dan wel weer.’

Geplaatst op Geef een reactie

Blok

Jullie blijven het doen. Elke keer weer beargumenteren jullie met vuur en feiten jullie mening. Scherp, soms ongenadig hard, soms mild en wijs en heel af en toe uit de bocht vliegend door waargenomen groot onrecht. En soms komen jullie er naar een tijdje achter dat jullie een deel van de feiten niet allemaal op orde hadden, en dan passen jullie je mening aan. Want jullie proberen slimmer te worden, meer te begrijpen en diepere inzichten te verwerven. Jullie wel.

Daarom zijn jullie machteloos in de strijd tegen de Gelijkhebbers. Zij hebben nooit last van twijfel, omdat ze altijd gelijk hebben ook al zeggen ze morgen het tegenovergestelde van vandaag. Dat maakt voor hen niet uit. Voor jullie is een andere mening het resultaat van onderzoek en nieuwe inzichten, voor de Gelijkhebbers is een andere mening alleen maar het uitspreken van andere woorden dan eerder, en er dan even heilig van overtuigd zijn. Zij zijn als een soort betonnen muur waar je je gebalde mening en feiten zo hard naartoe kan slaan als je wilt, maar de ballen komen altijd even hard terug. Hoe meer je er slaat, hoe meer er terug komen.

De Gelijkhebbers slaan de bal niet terug. Ze doen niet mee, ze willen ook niet meedoen, ze hoeven zelfs niet echt mee te doen in discussies en gesprekken omdat ze toch wel gelijk hebben, wat je ook zegt, wat voor bewijs er ook is en hoe de werkelijkheid ook in elkaar zit.

En als je eens een keer een teruggekeerde bal niet kan terugslaan, heffen de Gelijkhebbers hun armen triomfantelijk in de lucht en verklaren dat ze gewonnen hebben. En dat is logisch, want ze hebben gelijk. Uiteraard.

Moeten jullie daarom maar ophouden met de strijd? Van mij niet! Als toeschouwer leer ik enorm veel, zoals hopelijk ook anderen veel zullen leren. Jullie doen me denken aan de roeiers die ooit oefenden voor het voortslepen van een olietanker, en die daarom hun roeiboot aan de kade vastbonden en hard gingen roeien. Ze kwamen geen centimeter vooruit, maar konden er uiteindelijk wel heel ver mee komen.

Geplaatst op 1 Reactie

Zwarte Piet

Mijn buurman belt aan.

‘Die coniferen in jouw tuin,’ zegt hij, ‘daar ben ik allergisch voor. Daarom heb ik altijd last van tranende ogen en een snotneus als ik in de tuin zit. Ik zou het heel fijn vinden als je ze omhakt, of omzaagt ofzo.’

Ik geloof hem niet. Hoe kan je nou allergisch zijn voor coniferen? En mijn katten vinden het geweldig om in bomen te klimmen. Ik stuur de buurman weg.

Later belt hij weer aan.

‘Heel de zomer moet ik binnenblijven, hoe lekker het weer ook is. Kan je die coniferen niet gewoon omhakken? Het zijn ook nog lelijke bomen, met al die dode bruine takken.’

Een boom omhakken omdat hij ‘er niet tegen kan’ of omdat hij het geen mooie boom vindt? Had hij dat huis maar niet moeten kopen. Ik woon hier al veel langer, en die coniferen staan er ook al een tijdje. Hij zoekt maar een medicijn tegen die zogenaamde allergie. Of hij rot maar op naar een ander huis. Ik stuur de aansteller weg en sla de deur hard dicht.

Dan bemoeit mijn vrouw zich ermee. ‘Doe die man toch een plezier,’ zegt ze. ‘En als je de coniferen weghaalt, kan je mooi fruitbomen neerzetten.’ Ik begrijp niet hoe ze het in haar hoofd haalt. Het zijn haar bomen niet eens! Mijn bloedeigen vader heeft ze gegeven toen we dit huis kochten. En waarom kiest ze ineens de kant van de buurman?

Deze keer staat de buurman bij het tuinhek. Hij is bozer dan de vorige keren. In zijn rechterhand heeft hij een botte heggenschaar.

‘Als jij die kloteconiferen niet omhakt, doe ik het zelf! Ik krijg er nu ook binnen last van. Ik kan niet eens meer normaal door mijn eigen huis lopen!’

Ik ontplof bijna. Wat durft die man! Dreigen met een heggenschaar! Ik twijfel of ik mijn vrienden ga bellen om hem eens op zijn bek te meppen of de politie om hem op te laten pakken. Hij staat me gewoon te bedreigen met een wapen! Of mijn bomen dan, maar dat is ook heel erg.

Toch klimt hij niet over de lage schutting tussen onze tuinen. Met zijn snotneus en zijn rooie oogjes blijft hij naar me kijken, trillend van woede, wachtend tot ik iets doe. En dan realiseer ik me dat hij misschien echt wel allergisch is voor coniferen, ook al geloof ik niet dat dat mogelijk is. En dat ik hem heel erg blij kan maken als ik die bomen omhak of snoei. Ik kijk naar de coniferen. Ze steken vier meter boven de schutting uit.

‘Als ik nou deze week de coniferen tot de schutting snoei en daarna deze en de volgende herfst vervang door fruitbomen,’ zeg ik, ‘niet allemaal tegelijk maar elke herfst de helft? Anders hebben mijn katten niks om in te klimmen.’

De buurman kijkt verbaasd.

‘Zomaar?’ vraagt hij.

‘Mijn oudere broer roept al jaren dat coniferen echt uit de tijd zijn. En dat ze bij een beetje storm zo mijn keuken in kunnen vallen. Hij is tuinman, dus hij weet dat soort dingen. Trouwens, een appeltje of een peer uit eigen tuin lijkt me wel wat,’ zeg ik.

Hij wil me de heggenschaar aangeven.

‘Als je hem kan gebruiken,’ zegt hij. Ik lach en schud mijn hoofd.

‘Ik heb beter materiaal in de schuur,’ zeg ik. Ik geef hem een hand over de schutting en loop daarna meteen naar de schuur. Ik heb ook eigenlijk wel zin om mannelijk bezig te zijn met bijlen en zagen. Misschien moet ik zelfs mijn broer even bellen voor zijn kettingzaag. Die heb ik nog nooit gebruikt.

De herfst erna eten we voor het eerst zelfgebakken appeltaart met zelf gegroeide appels. Gemaakt door de buurvrouw. Ik heb stoofpeertjes gemaakt. En de buren krijgen er de helft van.

Geplaatst op Geef een reactie

Slaven

Donderdagmiddag, zes uur. Ik wacht op de trein naar Leiden. Om me heen staan mensen die al jaren vijf dagen in de week op de dezelfde trein staan te wachten. Ze voeren handelingen uit die ze al honderden keren hebben uitgevoerd. Ze houden in één hand een aktetas en een paraplu vast, en in de andere de gratis krant, of klappen hun vouwfiets met twee handige bewegingen in, zetten hun voeten stevig aan weerszijden van de fiets, bang dat hij wordt gestolen. Ze staan allemaal op hun vaste plek op het perron, waar ze door ervaring weten dat de deuren er het dichtstbij open gaan, zodat ze deze keer dat stuk naar Den Haag niet hoeven te staan. Hun blikken zijn gelijk, of ze nu muziek op hebben, een krantje lezen of voor zich uit staren, iedereen heeft dezelfde, in zichzelf gekeerde blik.

Een superieur gevoel overspoelt mij. Jullie werkslaven! Vastzittend in een ritme dat jullie niet zelf verzonnen hebben, gekleed zoals jullie bazen dat vereisen. Elke dag veel te vroeg uit je bed om in een overvolle trein te zitten met chagrijnige, stinkende en snurkende mede-slaven, zo laat en leeg thuiskomen dat je alleen nog maar in staat bent om naar een paar domme programma’s op tv te kijken tot je in bed rolt om op tijd weer op te kunnen staan. Ik ben vrij! Ik kan doen wat ik wil, op de tijden die ik kies, kan gaan waar ik heen wil gaan, ga slapen als ik daar zin in heb, sta op als ik het nodig vind, alles wat jullie leven begrenst en beperkt, heb ik vaarwel gezegd!

Triomfantelijk schrijf ik dit op in mijn zwarte boekje. Dan ik zie ik de slijtageplekken op mijn zes jaar oude jas, en de bovenste knoop die mist. Ik zie de gaten in mijn spijkerbroek. Ineens moet ik denken aan het smeek-gesprek dat ik met mijn zusje voerde om alwéér geld te kunnen lenen voor het betalen van mijn belasting. Hier sta ik heel pretentieus te doen alsof ik met mijn glimmende parkerpen allemaal interessante gedachten opschrijf in mijn boekje dat natuurlijk al helemaal vol zit met geniale gedachten en kleine pareltjes van beeld en taal, maar eigenlijk heb ik nog geen dingen gepresteerd waar ik verwaand door zou kunnen gaan doen.

Snel stop ik mijn boekje weg, en vol schaamte verschuil ik me achter een grote betonnen paal. Als de trein komt, glip ik ongemerkt naar binnen om ergens op een onopvallende plek te gaan zitten. Zo ziet niemand mij.

Geplaatst op Geef een reactie

Doetje

Ik hou van mensen. Ik weet het, ik ben een doetje, maar als ik een paar dagen aan het reizen ben, en jonge en oude mensen zie, dikke en dunne, kaalgeschoren en behoofddoekte, mensen met tatoeages en mensen met parelkettinkjes, dan roepen zij dat bij me op. Begrijp me niet verkeerd, ik zeg niet dat alle mensen lief en aardig zijn. Er zijn gewoon meer vriendelijke gebaren, blikken en handelingen dan onvriendelijke. Een puberjongen staat voor een oud dametje op in de tram. Twee stoere mannen geven elkaar bij het afscheid knuffels. Een dellerig gekleed meisje geeft de bar-gek een onverwacht warme zoen. Geïrriteerde blikken, voordringen en afval op straat pleuren zie ik minder vaak dan hun positieve tegenhangers.

Het gegrom en geklaag dat ik opvang in kranten en op internet over de vervagende normen, over hoe slecht het met Nederland gaat, over het geweld en de agressie op straat, klinken op die momenten heel erg ver weg. ‘Mensen hebben niets meer voor elkaar over tegenwoordig’, ‘overal is criminaliteit’, ‘jongeren gedragen zich steeds onbeschofter tegen oudere mensen’, ik lees hier meer over dan dat ik het daadwerkelijk zie. Als ik me verstop in mijn huis, of als ik me alleen maar over de nauwe paden begeef waarvan iedereen zegt dat ze veilig zijn, dan kon ik misschien nog claimen dat de wereld werkelijk lelijk is geworden. Maar ik ga juist wel de deur uit. Ik kom met grote regelmaat in het openbaar vervoer, fiets en wandel door de slechte buurten van de grote steden. En het tegengestelde zie ik; deuren openhouden, naar elkaar glimlachen, bedanken als iemand ruimte maakt, automobilisten die fietsers voorrang geven, kinderwagens in trams helpen tillen, onbekenden ongevraagd de weg wijzen als ze aan het puzzelen zijn met plattegronden; de norm is ‘vriendelijk’.

Tel maar. Doe het eens, kijk om je heen als je in het openbaar vervoer bent, als je op een terras zit, als je door een park loopt, als je aan het fietsen bent. Als je alleen al telt hoeveel mensen die je tegenkomt vriendelijk naar je kijken, en hoeveel mensen er boos of geïrriteerd kijken, of oogcontact bewust vermijden zal je zien dat de balans positief uitslaat.

Geplaatst op Geef een reactie

Licht

In de Vlieger, winkel voor kunstenaarsbenodigdheden.

Ik sta bij de kassa, heb net 100 mini-oogjes afgerekend en wacht geduldig op M. Ze heeft elastiekjes in verschillende kleuren en van een bepaalde lengte nodig, een paar vellen gekleurd papier, een groot vel zwart karton van een hele specifieke dikte.

Een lange man met een onverzorgde baard en woest haar komt naast me staan bij de kassa. In zijn hand houdt hij met voorzichtige vingers een groot, doorzichtig vel vast. Het is gemaakt van herfstbladeren waar alleen de nerf nog van overgebleven is, gevuld met een beetje vloeipapier, zodat de lichte bruine, gele en rode lijntjes van de nerven het vel van binnenuit kleuren. Als hij het beweegt, zachtjes neerlegt op de verlichte glazen toonbank, lijkt het papier een ragfijn glas-in-lood.
‘Heeft u hier nog meer van,’ vraagt de man met de wilde baard.
‘Nee, dit is de laatste. En het wordt niet meer gemaakt,’ zegt de verkoper.
De man met de baard kijkt met een tedere blik naar het vel, streelt het. De verkoper glimlacht, alsof hij al meerdere grote mannen met woeste baarden verliefd heeft zien worden op zachte kleuren en fijne lijnen.
‘Heel mooi,’ zeg ik. De man kijkt naar me en knikt, glimlacht. De verkoper loopt naar een andere klant.
‘Je zou het bijna zo tussen twee glasplaten zetten, om het als een raam te gebruiken,’ zeg ik. De man met de baard krijgt een afwezige blik, hij voelt aan het flinterdunne materiaal, kijkt dan weer naar me.
‘Dat is een heel erg goed idee! Ik denk dat ik dat maar ga doen.’

Als hij het vel in een beschermende hardkartonnen koker laat inpakken en de winkel verlaat, krijg ik een visioen van een huis, ergens in Amsterdam, waar het raam boven de voordeur vervangen is door twee glasplaten met een heel dun laagje magisch papier ertussen. En ik hoop dat ik het huis ooit zal vinden.

Geplaatst op Geef een reactie

Hier en Nu

Het voelt onwerkelijk om hier te zitten, achter het raam in de koffiebar. Heel lang heb ik inwendig afgegeven op de mensen die achter een laptop zitten in een openbare gelegenheid. Posers en wannabee´s vond ik ze. Doen alsof ze interessant zijn met hun glimmende apparaten. Ga toch lekker thuis zitten!

Maar nu zit ik er ook, met mijn nieuwe laptop, die even onwennig voelt als een paar nieuwe schoenen. Na drie zinnen doen mijn polsen zeer van het vreemde toetsenbord, mijn stoel zit niet zo lekker als dat lelijke oude pianokrukje waar ik al tien jaar op zit, thuis. Maar thuis werkt het niet. Thuis werk ík niet. Thuis zit ik uren te gamen en te internetten tot ik mezelf eindelijk kan dwingen om aan de slag te gaan, thuis zie ik altijd nog die stapels met papieren die ik op moet ruimen, of het stof op de grond, de vlekjes op de koelkast die nodig eraf gepoetst moeten worden. Uiteindelijk schrijf ik wel, als het moet, of als ik een goede dag heb, of als er een hele harde deadline komt. Maar nooit genoeg, nooit snel genoeg, nooit goed genoeg.

Dit zou wel eens kunnen helpen, zitten achter mijn laptop waar mijn wasgoed niet in de buurt is, waar er geen films in de kast staan die ik echt nog moet kijken, waar civ4 en Empire TW niet geïnstalleerd zijn (wel patience, maar daar weet ik wel vanaf te blijven). Hier, naast die vent achter zijn laptop, die vast ook thuis niet tot rust kon komen, en die hier waarschijnlijk hele mooie dingen aan het maken is. Hier ga ik het proberen. Succes, ik.

Geplaatst op Geef een reactie

De Kampioen

Als begeleider mee op een weekje vakantie voor kinderen die normaal nooit op vakantie kunnen.

Natuurlijk won ik de modeshow. Niet dat de jongens uit mijn tent zo’n mooi ensemble voor me hadden uitgekozen, drie jurken en twee rokjes moest ik aan over mijn warme, lange legerbroek, vier hoeden en een helm kreeg ik op mijn hoofd, twee jasjes werden over mijn schouders gegooid en ik werd gedwongen om mijn voeten in een paar linkerschoenen (maat 32 en 34) te persen. En de kleuren matchten voor geen meter! Maar toch wist ik er iets succesvols van te maken.
Tijdens het wachten op mijn beurt om de catwalk te betreden, brandde de zon onbarmhartig op mijn hoofd, zweet droop tussen de stoffige en stinkende kleren door, mijn tenen werden steeds blauwer en de plastic helm duwde een nieuwe groef in mijn al zo gerimpelde voorhoofd. Reikhalzend keek ik uit naar een kans om mezelf te redden van een zeker lijkend oververhittingsdood. Toen die kans kwam, greep ik hem met beide handen beet.
De rauwe beat die uit de boxen kwam, zorgden ervoor dat mijn voeten als vanzelf de pijnlijk kleine schoenen uitdansten. De strakke en warme jurken zwierelden om me heen in een poging om mij los te laten, hoeden vlogen als vanzelf het publiek in en voordat ik het wist was de modeshow veranderd in een stripact. Hoewel ik mijn lange broek aanhield, was het publiek dolenthousiast, kinderen joelden, begeleiders genoten, en de jury kon niets anders dan mij tot de winnaar van de wedstrijd uitroepen (met de jongens van mijn tent als co-winnaars).
Dat moment was geweldig.

Anderhalve maand later, een buurtcentrum in Oud West. Ik zoek een begeleider van het kamp, vind haar niet. Twee deelnemers van dat kamp, 10 en 11 jaar oud, zijn er wel. Ze verwelkomen me vrolijk als ze mij zien, maar lijken mijn naam te zijn vergeten. In plaats daarvan roepen ze uit volle borst: ‘Stripperkampioen! Daar is de stripperkampioen!’. Enthousiast vertellen ze aan hun ouders en de aanwezige welzijnswerkers hoe goed ik kan strippen.
Dat moment was iets minder geweldig.

Geplaatst op Geef een reactie

Jip

‘Mooi geschreven,’ zegt de jongen. Hij kijkt naar me om vanachter de computer.
‘Beetje Jip en Janneke taal,’ zegt de jongen dan.
‘Ik ben ook een beetje een Jip,’ zeg ik, defensief.
‘Neenee,’ zegt de jongen, ‘ik bedoel dat het helder is, eenvoudig. Iedereen kan deze tekst begrijpen. En dat is prettig.’
‘Oh,’ zeg ik.
Dat vind ik wel fijn om te horen.

Geplaatst op Geef een reactie

Verslaafd

Een idee voor een verhaal komt mijn hoofd binnen. Ik zie dat de trein elk moment het station kan binnenrijden, en besluit om het idee even te parkeren. Tijdens de treinreis heb ik alle tijd om het goed uit te werken, en ik hoef maar een paar tellen geduld te hebben voordat ik rustig kan zitten, met mijn schrijfblok op schoot in plaats van mijn kleine notitieblokje in mijn hand, zodat ik goed leesbare letters kan produceren in plaats van moeilijk te ontcijferen krabbels.

Maar dat geduld, dat heb ik niet. Het idee springt op en neer in mijn hoofd, rent gillend langs mijn ruggengraat en zorgt voor kippenvel op mijn billen. Het móet geschreven worden, en niet zo meteen, maar nú. In mijn gedachten ren ik tegen de betonnen pilaren op en omhoog en maak salto’s achterover. Ik moet, ik moet, ik MOET schrijven! AaaaaH!

Zou ik eindelijk weer verslaafd zijn aan het schrijven? Heeft mijn zoektocht van de afgelopen jaren me eindelijk gebracht waar ik zo ontzettend graag wil zijn? Ik durf het bijna niet te hopen.

Geplaatst op Geef een reactie

Schrikken

‘Je zal schrikken,’ zegt ze, ‘zoveel als je op hem lijkt.’

Ik kijk mijn moeder verbaasd aan. Ik heb de foto’s van mijn vader gezien, kaal, vest en overhemd, strenge ogen. Mijn haar ligt dik krullend op mijn hoofd, ik kleed me totaal niet hetzelfde en alle meisjes zijn gek op mijn lachrimpels. Wat kan ik van zijn gewoontes en gebruiken hebben overgenomen in de vijf jaar dat hij in mijn leven was, zestien jaar geleden? Ik lach mijn moeder uit, zij glimlacht en zegt verder niets. Ik pak mijn tas en ga op weg, naar mijn vader.

‘Nee hoor, ik heb de video niet bij me,’ houdt mijn vader bij hoog en laag vol tegen zijn vrouw. Die zucht, zijn dochter zucht ook. Ze hebben net als ik gezien hoe hij de video onder zijn jas stopte vlak voordat we de videotheek in stapten.

Ik kijk verbijsterd naar hem. Hij maakt dezelfde stomme grap als ik! Als ik met mijn zusje boodschappen ga doen, probeer ik haar vaak te laten denken dat ik het boodschappenlijstje vergeten ben of de portemonnee, maar ze trapt er bijna nooit in.

Ook al is dat het enige dat ik gemeen heb met mijn vader, die grap haal ik nooit meer uit.

 

 

Geplaatst op Geef een reactie

Onafgewezen

Ik wil er niet over praten. Ik wil er niet over schrijven. En ik wil absoluut niet dat andere mensen dit te weten komen.

Gisteren liet ik het weer gebeuren. Ik was fijn aan het dansen op muziek die bijna als drum & bass voelde toen een meisje zich omdraaide. Ze was me al opgevallen, een brede glimlach, gracieuze motoriek, leuk gekleed. Ze keek naar me, lachte zelfs, bleef even kijken tot ze mij nerveus terug zag lachen. Toen draaide ze zich weer naar haar vriendinnen, danste verder, maar ik voelde dat ze met haar rug mij in de gaten bleef houden. Koud zweet stond op mijn gezicht en mijn handen, mijn voeten tintelden van de spanning. Praten met haar, dat moest ik.

Dat willen meisjes graag, heb ik vernomen van vriendinnen. Die hebben me meerdere keren met veel geduld proberen uit te leggen dat, anders dan ik denk, meisjes het helemaal niet erg vinden om door mij aangesproken te worden in een dansgelegenheid. Sterker nog, als ze signalen geven zoals aankijken en vrolijk glimlachen, moet ik dat beschouwen als een expliciete uitnodiging.

Het leuke meisje draait zich eventjes om, lacht weer naar me. Ik glimlach, maar van binnen brand ik. Een lange jongen met een gestreept overhemd loopt naar haar toe, praat met haar, maar ze poeiert hem af. Weer kijkt ze naar me.

Ik zeg tegen mijn vriendinnen dat ik niet weet wat ik zeggen moet. Ze stellen me gerust, als zij een jongen leuk vinden, maakt het niet uit wat voor onzin hij op zo’n moment uitkraamt. Later wel natuurlijk, maar dan niet. Misschien wil ze helemaal niet met jongens praten, hou ik ze voor, misschien wil ze gewoon dansen met haar vriendinnen. Verontwaardigd over mijn naïviteit schudden ze hun hoofd. Denk je nou echt dat we ons uren lang, met veel zorg en aandacht, aankleden en optutten om alleen maar een beetje te gaan dansen?

Het is een kwestie van durf, en dat heb ik niet, niet hier, niet in deze situatie. Kijkend naar haar rug vreet het me op dat ik weet dat ik weg ga zonder een telefoonnummer, zonder een gesprek, zonder een afwijzing zelfs.

Als ik de danshal verlaat, zie ik haar staan bij de ingang, met haar vriendinnen en een paar jongens. Ze praten vrolijk. Ik loop weg.

Geplaatst op Geef een reactie

Nadenken wordt overschat

Vandaag gebeurde het weer. Ik dacht na. Hoe ga ik mijn rare plan uitvoeren? Waar haal ik geld vandaan? Wanneer koop ik een camera, op welke couch-surfing site schrijf ik me in? Wanneer ga ik een website laten maken, en hoe moet deze er uitzien?

Krijg ik wel alles geregeld voordat ik op kamp ga in juli, of kan ik het beter daar overheen tillen en het reizen uitstellen tot daarna? Wat voor teksten ga ik schrijven. Is er überhaupt wel iemand geïnteresseerd in wat ik te vertellen heb? Kan ik wel elke dag een tekst schrijven en daarnaast nog aan mijn opleiding werken? Of kan ik maar beter eerst afstuderen voordat ik dit soort vreemde plannen uitvoer?

Het plan om in de zomer overal in Nederland bij onbekende mensen te gaan logeren, en dan elke dag een tekst te schrijven, verdween steeds meer in de verte, ontsnapte aan juni, glibberde juli door en kwam uiteindelijk in augustus terecht, de maand waarin ik weer moet beginnen met lesgeven. Als ik er goed over nadenk, kan ik het waarschijnlijk helemaal niet uitvoeren. Het is gewoon een slecht idee. Het is beter om er niet aan te beginnen, en dan maar hopen dan geen enkele van mijn vrienden, die ik zo enthousiast verteld heb over dit plan, er naar vraagt.

Toen realiseerde ik me dat ik die avond nog bij iemand ging logeren in Delft, en dat ik de dag erna in Rotterdam zou overnachten. Ik ben al begonnen met mijn kleine avontuur, en heb het niet eens door. Op mijn rekening staat geen cent, ik heb geen website, geen camera en geen planning, maar dat boeit allemaal niet meer. Ik ga op pad, en zie wel waar ik terecht kom.

Ik kom vast wel op mooie plekken terecht, ontmoet zeker interessante mensen, maak ongetwijfeld leuke dingen mee, schrijf waarschijnlijk weleens een goede tekst, als ik er maar niet al te veel over nadenk.

 

Geplaatst op Geef een reactie

De droom

Toen de mist optrok en ik zag dat een bos duizend kleuren groen heeft

het slot van mijn oren wegsmolt en ik hoorde dat mensen me lief hebben

de steen uit mijn neus rolde en ik rook dat elke dag anders is

de as van mijn tong viel en ik duizend werelden in mijn keuken vond

het zand uit mijn hart stroomde en ik voelde dat ik goed en slecht ben

en dat dat goed is,

 

toen leerde ik jou kennen.

Geplaatst op Geef een reactie

Huilbaby

Huilbaby