Geplaatst op Geef een reactie

Keihard

‘Papa, papa!’ Mijn oudste zoon staat bij de vensterbank, kijkt naar buiten.

‘Papa!’ zegt hij nogmaals. Er is duidelijk iets aan de hand. Ik sta op vanachter mijn bureau en loop naar hem toe.

‘Harry heeft een vogel,’ zegt hij en hij wijst. Onze rode kater zit in de voortuin. Voor hem ligt een verfrommelde duif, met een rode buik en zijn nek in een vreemde houding. De duif beweegt nog, maar het gaat duidelijk niet goed met hem. Ik loop naar de voordeur en doe open.

Onze kat loopt naar binnen, zonder nog naar zijn slachtoffer te kijken. Ik kijk naar de duif. Nek doorgebeten, darmen hangend uit zijn buik. Die valt niet meer te redden.

‘Wat is er met die duif?’ vraagt mijn oudste. Ik kijk om, zie dat zijn zusje en broertje achter hem staan. Ze proberen nieuwsgierig een glimp op te vatten van wat er aan de hand is. Ik sta op, jaag ze naar binnen.

‘Harry heeft een duif gevangen en ik denk niet dat die het gaat overleven,’ zeg ik tegen ze.

‘Mag ik het ziehien?’ vraagt mijn dochter. 

‘Neehee,’ zeg ik. Ik sluit de deur. Die klemt gelukkig, zodat ze hem zelf niet open kunnen maken. 

Bij de deur ligt een doorzichtig plastic boodschappentas, waar ik mijn rechterhand in doe en dan gebruik ik het plastic als een soort handschoen om de duif op te pakken. Hij trilt, ademt nog wel maar het gaat niet van harte. Snel doe ik de tas binnenstebuiten zodat de duif erin zit, en ik kijk om me heen. Daar is de grote steen die als decoratie in de tuin ligt. De duif hoeft niet langer te lijden, vind ik. Ik leg de zak met de duif neer achter de bakfiets, pak de steen en met één beweging laat ik de zware steen op het kopje van de duif terecht komen.

Gebonk op het raam. Mijn oudste is blijkbaar in de vensterbank geklommen, heeft alles gezien. Hij slaat met zijn vuist op het glas, schreeuwt.

‘Papa! Wat doe je!’ 

Shit.

Ik verberg de zak achter mijn lichaam, sjouw het naar de vuilniscontainer die voor het huis staat en waar de zakken in gaan met ‘overig’. Daar past deze zak wel in. Ik doe de deur voorzichtig open en ga naar binnen, waar ik met mijn huilende zoon (Duiven zijn mijn lievelingsdieren! Hij heeft nooit aandacht voor duiven gehad, maar goed) op de bank ga zitten. Ik leg hem uit dat als een dier heel erg ziek of gewond is, het aardiger is om hem uit zijn lijden te verlossen, net als we bij onze oude kat hadden gedaan. Toen die zó ziek was dat zijn leven alleen maar bestond uit pijn hebben, heeft de dierenarts hem geholpen om definitief van zijn lijden af te komen. En als er geen dierenarts is, dan moet je het zelf doen.

Hij begrijpt het, na een tijdje. We praten over onze oude kat Henkie, die we met zijn allen hebben begraven, praten over de dood in het algemeen. En we besluiten samen dat we nooit dood willen gaan, maar liever veranderen in robots.

Een half uur later zit hij te spelen met zijn zusje. Ze heeft een kussen in haar handen en ze slaat enthousiast op zijn hoofd.

‘Dit is een steen en jij bent een duif!’ roept ze vrolijk.