Geplaatst op Geef een reactie

Oma Komt

Mijn zoontje was twee jaar oud toen hij het voor de eerste keer op die manier zei.

‘Oma kom,’ zei hij. ‘inoggen.’ Waarmee hij de ochtend bedoelde. Ik lachte en zei dat oma pas in het weekend zou komen, en dat ze hem dan mee ging nemen naar opa, die in een verzorgingstehuis zat. Maar hij bleef er bij. ‘Oma kom,’ zei hij. ‘Inoggen.’

Ik lachte en aaide hem over zijn bol.

‘Dat zou gezellig zijn, hé,’ zei ik tegen hem.

Oma kwam, die ochtend. Ze was toevallig in de buurt, zei ze.

 

Toen hij drie was, zei hij het nog een keer, weer heel stellig.

‘Oma kom,’ zei hij, ‘vemiddag.’

En verdomd als het niet waar was, toen ik in de middag boven de was aan het vouwen was, hoorde ik de deur beneden open gaan. Daar was mijn moeder, precies zoals die kleine het had gezegd. Ik vroeg aan haar of ze het hem verteld had, dat ze zou komen, en ze keek me alleen maar verbaasd aan. ‘Hoe dan?’ vroeg ze. ‘Hij heeft toch geen whatsapp ofzo?’

Vanaf die dag vroeg ik regelmatig aan hem of ‘oma vandaag zou komen’ maar hij zei altijd ‘nee hoor, vandaag niet’

 

Hij was bijna vijf toen hij het weer zei, aan het ontbijt.

‘Oma komt. Vanavond.’

Ik geloofde hem meteen, kocht in de supermarkt een lekker flesje port en slagroomsoesjes waarmee ik mijn moeder blij verraste. Ik vertelde niet aan haar hoe ik het wist, ze zou me toch niet geloven.

 

Oma is nu al twee jaar dood. Elke dag denk ik aan haar, gewoon, omdat ik van haar hou en omdat ik haar mis, maar ook omdat er een groot, geschilderd portret van haar aan de muur hangt. Dat had ze laten maken een jaar voordat ze overleed, aan de hand van een foto van toen ze in de vijftig was. Ze keek streng de kamer in vanaf het doek en ik elke keer als ik in de woonkamer een beetje aan het ontspannen was, voelde ik me schuldig. Ik zette het schilderij daarom drie dagen geleden op zolder neer, en hing er zelfs een oud laken overheen.

‘Oma komt,’ zei mijn zoontje gisteren in de ochtend. ‘Vannacht.’

Ik schrok, vroeg wat hij er mee bedoelde, maar hij haalde zijn schouders op en zei alleen maar nog een keer: ‘Oma komt, vannacht.’

Maar goed, oma is dood, dus ze kan niet meer komen, dacht ik.

Vannacht werd ik wakker van gebons op de keukenramen, van gekras en gekrabbel op de muren. Er werd gerammeld aan de deurklink van de voordeur, iemand, iets probeerde naar binnen te komen. Ik bleef bibberend in mijn bed liggen, klaarwakker, de hele nacht, en, daar ben ik heel eerlijk over, ik heb de dekens over mijn hoofd getrokken.

In de ochtend ben ik buiten gaan kijken. Aarde op de tegels in de tuin, vieze vlekken op de ramen, de deurklink en de stoep. Ik heb alles goed schoongemaakt.

 

Daarna heb ik oma weer opgehangen in de woonkamer. En misschien vergis ik me, maar ze lijkt nu ineens heel tevreden te kijken.

Geplaatst op Geef een reactie

Keihard

‘Papa, papa!’ Mijn oudste zoon staat bij de vensterbank, kijkt naar buiten.

‘Papa!’ zegt hij nogmaals. Er is duidelijk iets aan de hand. Ik sta op vanachter mijn bureau en loop naar hem toe.

‘Harry heeft een vogel,’ zegt hij en hij wijst. Onze rode kater zit in de voortuin. Voor hem ligt een verfrommelde duif, met een rode buik en zijn nek in een vreemde houding. De duif beweegt nog, maar het gaat duidelijk niet goed met hem. Ik loop naar de voordeur en doe open.

Onze kat loopt naar binnen, zonder nog naar zijn slachtoffer te kijken. Ik kijk naar de duif. Nek doorgebeten, darmen hangend uit zijn buik. Die valt niet meer te redden.

‘Wat is er met die duif?’ vraagt mijn oudste. Ik kijk om, zie dat zijn zusje en broertje achter hem staan. Ze proberen nieuwsgierig een glimp op te vatten van wat er aan de hand is. Ik sta op, jaag ze naar binnen.

‘Harry heeft een duif gevangen en ik denk niet dat die het gaat overleven,’ zeg ik tegen ze.

‘Mag ik het ziehien?’ vraagt mijn dochter. 

‘Neehee,’ zeg ik. Ik sluit de deur. Die klemt gelukkig, zodat ze hem zelf niet open kunnen maken. 

Bij de deur ligt een doorzichtig plastic boodschappentas, waar ik mijn rechterhand in doe en dan gebruik ik het plastic als een soort handschoen om de duif op te pakken. Hij trilt, ademt nog wel maar het gaat niet van harte. Snel doe ik de tas binnenstebuiten zodat de duif erin zit, en ik kijk om me heen. Daar is de grote steen die als decoratie in de tuin ligt. De duif hoeft niet langer te lijden, vind ik. Ik leg de zak met de duif neer achter de bakfiets, pak de steen en met één beweging laat ik de zware steen op het kopje van de duif terecht komen.

Gebonk op het raam. Mijn oudste is blijkbaar in de vensterbank geklommen, heeft alles gezien. Hij slaat met zijn vuist op het glas, schreeuwt.

‘Papa! Wat doe je!’ 

Shit.

Ik verberg de zak achter mijn lichaam, sjouw het naar de vuilniscontainer die voor het huis staat en waar de zakken in gaan met ‘overig’. Daar past deze zak wel in. Ik doe de deur voorzichtig open en ga naar binnen, waar ik met mijn huilende zoon (Duiven zijn mijn lievelingsdieren! Hij heeft nooit aandacht voor duiven gehad, maar goed) op de bank ga zitten. Ik leg hem uit dat als een dier heel erg ziek of gewond is, het aardiger is om hem uit zijn lijden te verlossen, net als we bij onze oude kat hadden gedaan. Toen die zó ziek was dat zijn leven alleen maar bestond uit pijn hebben, heeft de dierenarts hem geholpen om definitief van zijn lijden af te komen. En als er geen dierenarts is, dan moet je het zelf doen.

Hij begrijpt het, na een tijdje. We praten over onze oude kat Henkie, die we met zijn allen hebben begraven, praten over de dood in het algemeen. En we besluiten samen dat we nooit dood willen gaan, maar liever veranderen in robots.

Een half uur later zit hij te spelen met zijn zusje. Ze heeft een kussen in haar handen en ze slaat enthousiast op zijn hoofd.

‘Dit is een steen en jij bent een duif!’ roept ze vrolijk.

Geplaatst op Geef een reactie

Geleegd

‘Pas na vier weken,’ zegt de kale man. Zijn grote hond probeert hem, vruchteloos, verder te sleuren.

‘Ocharme,’ zeggen de twee blonde vrouwen. Eentje slaat zelfs haar hand voor haar mond.

Ze staan naast een berg met oude kapotte meubels, stapels gele kranten, vieze kleding, een kapotte televisie, een matras vol met vlekken. De vuilniswagen komt er al aan.

‘En al die vliegen in het huis,’ zegt de man.

De vrouwen schudden hun hoofd. Het is toch wat.