Geplaatst op Geef een reactie

Snik

Als ik terug kom in het lokaal van groep 5b, zie ik dat twee meisjes huilen: hoofd in hun handen, tranen over de wangen. Ik loop op ze af, ga op mijn hurken naast ze zitten.

‘Wat is er aan de hand?’ vraag ik aan het ene meisje.

‘Ze heeft…, ze is…, met haar stoel…, op mijn teen…, gaan staan en dat doet zo’n pijhijn,’ jammert ze.

‘Wat vervelend voor je!’ zeg ik tegen haar, en dan kijk ik naar het andere snikkende meisje. ‘En waarom moet jij huilen?’

‘Ik vind het zo verdrietig…, dat zij zo veel pijn…, heeft,’ zegt het andere meisje.

‘Uhm,’ zeg ik, ‘fijn dat jullie zulke goede vrienden zijn.’

Ik sta direct op en loop weer terug naar het bureau. Ik kan niets voor ze betekenen. Maar ze hebben me ook niet nodig.

Geplaatst op Geef een reactie

Dikke Piemel

‘Lesgeven aan groep 1 en 2 is echt anders,’ zeg ik tegen de juf die morgen voor mijn organisatie gaat invallen op een school in Oud West. Ik sta in de tuin, omdat ik binnen slecht bereik heb. Het regent een heel klein beetje.

‘Die kleintjes luisteren zeker niet altijd meteen, zitten vaak te wiebelen op hun stoel of laten zich er vanaf glijden, wat ze dan natuurlijk hilarisch vinden.’

Mijn zoontje van vier is binnen met zijn zusje en moeder. Hij zwaait naar me, ik zwaai terug en kijk dan de andere kant op omdat ik niet afgeleid wil worden tijdens het gesprek.

‘Vandaag was ik bij jouw collega, die ook groep 1 en 2 heeft. Net toen ze de kinderen stil wilde krijgen riep een van de jongetjes keihard: ‘Ik heb een dikke piemel!’

Dan realiseer ik me dat mijn zoontje de deur heeft opengedaan, vlak voordat de laatste twee woorden mijn mond verlieten. Ik draai me om. Hij heeft zijn ogen wijd opengesperd, en langzaam verspreid zich een enorme glimlach over zijn gezicht.

‘Dikke piemel!’ roept hij. ‘Mama, mama, papa zegt: dikke piemel!’

Hij begint keihard te lachen, houdt dan even zijn hand voor zijn mond, lacht dan weer verder.

‘Even wachten,’ zeg ik tegen de juf. ‘Mijn zoontje hoorde wat ik zei.’

Ze lacht.

Ik doe de deur dicht. Door het raam zie ik dat hij nog steeds keihard lacht. Mijn vriendin lacht ook.

 

Als ik hem in bed leg, vraag ik of hij een leuke dag heeft gehad.

‘Papa zei piemel!’ zegt hij en weer lacht hij hard.

Geplaatst op Geef een reactie

Stik

Speels grijp ik het grappig ondeugende jongetje bij zijn strot, en ik doe alsof ik hem wurg. Hij speelt het vrolijk mee. Dan kijkt hij naar buiten, ik kijk mee.

‘Dat is mijn vader,’ zegt hij over de man die langs het raam van het schoollokaal loopt.

Ik verstijf, heb nog steeds mijn handen om zijn nekje. Het jongetje zwaait naar zijn vader, de vader lacht breed en zwaait terug. Ik glimlach, een beetje ongemakkelijk. Pas als de vader uit het zicht is, haal ik mijn handen weg.

Geplaatst op Geef een reactie

Zwart Wit

‘Wat doe jij nou?!’ roept de jongen als hij naar het computerscherm kijkt van het meisje dat net als hij van Creoolse afkomst is. Dan kijkt hij naar het scherm van Hindoestaanse jongetje dat er naast zit. ‘Jij ook al! Zijn jullie gek geworden ofzo?’
 
Beide kinderen mochten de laatste vijf minuten van de les op internet, omdat ze hun taken af hadden. Ze besloten allebei om een online spel te spelen waarbij je een avatar maakt, een digitaal poppetje, dat je allemaal dingen kan laten beleven in dat spel.
 
‘Je bent zelf donker,’ zegt de eerste jongen, nog steeds verontwaardigd, ‘en dan maak je, dan maak je zoiets.’ Hij wijst naar de avatar van het meisje. Zij heeft een blond, blank poppetje gemaakt. De jongen op de computer ernaast heeft ook een ‘witte’ avatar.
‘Jij bent toch zelf bruin! Waarom maak je hem dan wit? Dat is echt raar. Jij bent echt raar. Jullie zijn allebei raar.’
 
Het Hindoestaanse jongetje zegt niks terug, speelt verder. Hij voelt zich duidelijk ongemakkelijk. Het Creoolse meisje draait zich om, kijkt de jongen die haar aanspreekt fel aan.
‘Ik maak lekker zelf uit wat ik doe! Als ik een wit poppetje wil maken, maak ik een wit poppetje. Waar bemoei jij je mee?’
‘Ik vind het gewoon stom. Vind jij je eigen kleur niet mooi? Schaam jij je voor jezelf?’
 
Het meisje snuift en reageert niet meer. Het jongetje schudt zijn hoofd en kijkt me aan.
‘Ik zit ook op dat spel, meester. Maar ik heb een poppetje dat op mij lijkt. Dat is toch logisch?’
 
Ik leg hem dan uit dat, wat mij betreft, iedereen zelf mag uitmaken wat voor avatar hij of zij maakt, in welk spel dan ook.
 
Daarna vraag ik me wel af of ‘witte’ kinderen even vaak ‘donkere’ avatars maken. Maar dat zeg ik niet tegen hem.