Geplaatst op Geef een reactie

Nattigheid

Het regent pijpestelen. Ik heb een zware boodschappentas in mijn ene hand en een lekke paraplu in mijn andere. Mijn zoontje neemt de tijd om rustig om zich heen te kijken ook al spoor ik hem aan om door te lopen. Het is lastig om hem droog te houden met de paraplu zonder zelf zeiknat te worden.

‘Pas op!’ zeg ik dan, ‘kijk uit voor die plas!’

Hij ziet de plas net op tijd en staat stil. Ik zie aan zijn houding dat hij even nadenkt en dan: PLONS. Met beide voeten pletst hij in het water.

Ik zucht, hij lacht en hij spettert nog even vrolijk door zodat ook mijn benen nat worden.

 

‘Kom mee drol,’ zeg ik en ik loop door. De paraplu hou ik voortaan maar lekker boven mijn eigen hoofd.

“Papa!’ roept hij dan, enigszins in paniek.

‘Ik wil ook onder de paraplu! Ik word nat.’
En ik loop nog terug ook met die stomme paraplu.

Geplaatst op Geef een reactie

Bezopen

‘De eerste twee jaren waren de jongens daar altijd dronken. Kon ik echt geen normaal gesprek met ze voeren.’

Ik kijk haar aan.

‘Waarom ben je dan bij het corps gegaan? Dan verspil je toch twee jaar van je leven? De jongens van onze studie zijn wel altijd nuchter genoeg om een normaal gesprek mee te voeren. Behalve op donderdag na happy hour in ‘de Hond’ natuurlijk.’

Ze lacht.

‘Ach,’ zegt ze, ‘nu, in het derde jaar, zijn er vaak wel een paar nuchter genoeg om een normaal gesprek mee te voeren. Dus het is wel goed gekomen uiteindelijk.’

Geplaatst op Geef een reactie

Uit

Ik heb alle boeken al gelezen in deze dorpsbibliotheek. Nou ja, niet echt álle boeken: de damesromans laat ik natuurlijk staan. En van wetenschap en horror hou ik ook niet zo. Kinderboeken vond ik al niet meer leuk vanaf mijn twaalfde. Ik bedoel dat ik alle échte boeken gelezen heb, de literaire werken. En een paar thrillers, als een soort bonbon na een uitgebreid diner met zeven gangen, makkelijk verteerbare zoetigheid om af te sluiten. Ik ben gewoon alfabetisch begonnen met lezen en heb lekker doorgelezen tot de Z. En nu zijn de boeken op.

Tijdens de tweede week dat ik hier kwam, keek de dame achter de balie me regelmatig een beetje vreemd aan. Ik kom natuurlijk elke dag op dezelfde tijd binnen, en ga elke dag even laat weg. En ik heb een broodtrommel met mijn eigen boterhammen bij me, die mijn vrouw elke ochtend persoonlijk onder mijn snelbinders doet. Nu is de bibliothecaresse aan me gewend. Ze groet me, maar stelt geen vragen, precies zoals ik het graag wilde. Want wat zou ik kunnen vertellen? Ik wil haar helemaal niets vertellen. Ik vind het wel fijn dat ze nu zó aan me gewend is dat ze me mijn brood binnen laat eten als het regent, maar ik ga niet uit dank voor die gunst mijn ziel aan haar blootleggen. Als ik die heb natuurlijk, haha, een ziel.

De laatste dagen lees ik alle tijdschriften en kranten die ze hier binnenkrijgen. Het zijn er niet genoeg om me de hele dag bezig te houden, ook al maak ik alle kruiswoordpuzzels en andere raadsels die er in staan. Op een apart papiertje natuurlijk, anders kijkt de bibliothecaresse boos, ook al leest niemand behalve ik hier de krant. Er kwam deze week ook een stapeltje nieuwe boeken binnen, maar daar zat niet veel soeps bij. Ze hebben natuurlijk weinig budget bij zo’n klein bibliotheekje. De dame zag vast de teleurstelling op mijn gezicht toen ik de nieuwe boeken bekeek.

‘In de bibliotheek in X hebben ze een véél uitgebreidere selectie,’ zei ze. Ik schudde mijn hoofd maar zei niets. Ik kon haar moeilijk vertellen dat ik in X woon, en dat ik gewoon niet herkend wil worden door iemand.

Ik sta voor de boekenkast met damesromans. Misschien moet ik er toch daar maar een van gaan lezen. Het kan natuurlijk meevallen, met het niveau. Een paar zinnen later zet ik het boek weer terug. Het valt niet mee. Het valt zelfs tegen.

De regen slaat tegen de ramen. Ik weet dat ik weer drijfnat ben als ik thuiskom, ook al is het maar een kwartier fietsen. Ik weet dat mijn vrouw me dan weer vraagt hoe mijn dag was geweest. Ik weet dat ik dan weer ga liegen. Misschien moet ik haar toch maar de waarheid vertellen. Dat ik vorig jaar ontslagen ben maar haar dat niet durfde te vertellen en dat ik daarom elke dag naar een bibliotheek fiets in een dorp waar niemand me kent. Maar ik denk niet dat ik het durf. Ergens hoop ik zelfs dat ik het haar niet hoef te vertellen, nooit. Ik hoop stiekem op een vlugge hartaanval, een automobilist die door rood licht rijdt, een blikseminslag als ik door de polder fiets. Maar daar voel ik me ook schuldig over, over dat denken. Misschien gebeurt er iets anders zodat ik nooit dat moment hoef aan te gaan, het moment dat ik mijn vrouw zó teleurstel dat ze vast bij me weg gaat. Dat ze niet meer naast me in bed wil liggen, omdat ze van mij en mijn leugens walgt. Ik had het moeten vertellen toen ik ontslagen werd, met die mooie gouden handdruk na al mijn jaren trouwe dienst. Maar ik kreeg het toen gewoon niet over mijn lippen.

Ik kijk naar de regen. Morgen doe ik het. Morgen haal ik de broodtrommel van de bagagedrager af en kijk ik mijn vrouw aan. En dan vertel ik het. En misschien vergeeft ze het me wel.

 

Geplaatst op Geef een reactie

Lakenwind

‘Oh als je hem een kusje gaat geven,’ zegt mijn vriendin, ‘hij vindt het fijn als je het laken nog een keer over hem heen, eh, drapeert.’

Ze doet voor hoe ik dat moet doen, een soort tafelkleed uitkloppen, handen snel omhoog brengen en dan rustig naar beneden laten gaan.

Ik begrijp wat er van me verwacht wordt, ga naar boven en kus mijn zoon goedenacht.

‘Nog een keer laken zó doen?’ vraagt hij en dan wappert hij met zijn handjes. Ik pak het laken beet aan twee punten, til het op en sla het dan boven hem uit.

En dan weet ik het weer, door de gelukzalige blik op zijn gezicht en het zachte geluid van het laken dat een halve tel door de lucht zweeft en dan langzaam dalend de warme nazomerlucht wegperst zodat er een koel windje over de oververhitte huid van mijn zoon aait. Ik weet het weer dat mijn moeder dat ook voor mij deed toen ik klein was, dat zij ook het laken over me heen liet zweven zodat even een frisse wind mijn lichaam kon afkoelen.

‘Nog een keer,’ zegt mijn zoon.

En ik doe het nog een keer.

Geplaatst op Geef een reactie

Blok

Jullie blijven het doen. Elke keer weer beargumenteren jullie met vuur en feiten jullie mening. Scherp, soms ongenadig hard, soms mild en wijs en heel af en toe uit de bocht vliegend door waargenomen groot onrecht. En soms komen jullie er naar een tijdje achter dat jullie een deel van de feiten niet allemaal op orde hadden, en dan passen jullie je mening aan. Want jullie proberen slimmer te worden, meer te begrijpen en diepere inzichten te verwerven. Jullie wel.

Daarom zijn jullie machteloos in de strijd tegen de Gelijkhebbers. Zij hebben nooit last van twijfel, omdat ze altijd gelijk hebben ook al zeggen ze morgen het tegenovergestelde van vandaag. Dat maakt voor hen niet uit. Voor jullie is een andere mening het resultaat van onderzoek en nieuwe inzichten, voor de Gelijkhebbers is een andere mening alleen maar het uitspreken van andere woorden dan eerder, en er dan even heilig van overtuigd zijn. Zij zijn als een soort betonnen muur waar je je gebalde mening en feiten zo hard naartoe kan slaan als je wilt, maar de ballen komen altijd even hard terug. Hoe meer je er slaat, hoe meer er terug komen.

De Gelijkhebbers slaan de bal niet terug. Ze doen niet mee, ze willen ook niet meedoen, ze hoeven zelfs niet echt mee te doen in discussies en gesprekken omdat ze toch wel gelijk hebben, wat je ook zegt, wat voor bewijs er ook is en hoe de werkelijkheid ook in elkaar zit.

En als je eens een keer een teruggekeerde bal niet kan terugslaan, heffen de Gelijkhebbers hun armen triomfantelijk in de lucht en verklaren dat ze gewonnen hebben. En dat is logisch, want ze hebben gelijk. Uiteraard.

Moeten jullie daarom maar ophouden met de strijd? Van mij niet! Als toeschouwer leer ik enorm veel, zoals hopelijk ook anderen veel zullen leren. Jullie doen me denken aan de roeiers die ooit oefenden voor het voortslepen van een olietanker, en die daarom hun roeiboot aan de kade vastbonden en hard gingen roeien. Ze kwamen geen centimeter vooruit, maar konden er uiteindelijk wel heel ver mee komen.

Geplaatst op Geef een reactie

Volle bak

Het duurt even voordat mijn ogen gewend zijn aan het daglicht, maar dan zie ik wie er net aanbelde

‘Wat tof dat je langskomt!’ zeg ik. Ik ben oprecht blij, ook al probeert mijn knetterende koppijn alle positieve emoties weg te duwen.

Haar kater is natuurlijk ook heftig. Lachen lukt niet.

‘Je bent wat vergeten hè,’ zeg ik tegen haar terwijl ik voor ga door de gang naar het souterrain waar we die nacht ervoor flink hebben gefeest met het halve studiejaar.

‘Ja,’ zegt ze.

‘Geen probleem hoor! Het is er nog, precies zoals je het achterliet.’

Ik kijk even om. Ze begrijpt niet wat ik bedoel.

Dan staan we voor de wasbak in de keuken waar haar veelkleurige kotsklonten van de nacht ervoor nog rustig ronddobberen. Ze had blijkbaar net als alle andere gasten mijn couscoussalade gegeten, met drie kleuren paprika, zwarte olijven en rozijnen. Ook van de tzaziki en de hamburgers had ze meegesmikkeld, zag ik nu. Ik wees alles wat ik herkende even aan.

‘Maar heel tof dat je het zelf komt opruimen,’ zeg ik.

‘Eh. Ik kom eigenlijk gewoon voor mijn trui,’ zegt ze. Ze grist haar trui van de kapstok en doet een paar stappen naar achter. Dan draait ze zich om en rent de trap op. Boven hoor ik haar kokhalzen in de douche.

Een minuut later slaat de voordeur dicht. Maar dan ben ik al tien scheppen met een grote bierpul verder en is de wasbak zo goed als leeg. Tip voor mijn volgende feestje: een teil in de wasbak!

Geplaatst op Geef een reactie

Bedankt

‘Nog bedankt voor het biertje!’ zeg ik tegen mijn zus als we afscheid nemen op het station.

‘Wat?’ zegt ze, ‘jij had toch alles betaald?’

We zijn geen van beiden daarna ooit nog naar dat café gegaan.

Geplaatst op Geef een reactie

Lees

Mijn zoontje van drie houdt zijn vinger bij het dankwoord van het boek.

‘Alles wat hij wist en alles wat hij hoopt,’ zegt hij alsof dat daar staat en hij kijkt me aan.

Ik heb daar geen woorden voor.

Geplaatst op Geef een reactie

Wilde haren

De jongen met de woeste blonde baard en de lange wilde haren staat voor de spiegel in de toiletruimte als ik binnen kom. Uiterst zorgvuldig herschikt hij een van zijn woeste lokken. Dan merkt hij me op. Eén tel kijkt hij me aan en dan snelt hij de ruimte uit.

Geplaatst op Geef een reactie

Rolschurk

Twee toeristen tillen de oude man met rolstoel en al de tram in. Ze rollen hem ook door de drukte heen naar de rolstoelplek tegenover het conducteurshokje.

‘Doorlopen naar voren graag, please walk to ze front’ zegt de grote, kale tramconducteur die onderuitgezakt in zijn hokje zit.

Iedereen loopt gewee door en de tramdeuren sluiten. Dan zit de conducteur ineens rechtop. Hij kijkt naar de man in de rolstoel die vriendelijk zwaait naar de toeristen die hem naar binnen hielpen.

De conducteur ramt op de knop om de deuren van de tram weer open te maken.

‘Eruit!’ roept hij tegen de oude man, ‘Mijn tram uit!’

De oude man in de rolstoel kijkt geschrokken naar de conducteur.

‘Oprotten!’ brult de conducteur boos.

Iedereen kijkt verbijsterd toe.

Dan verheft de grote conducteur zich uit zijn stoel, legt zijn hand op de klink van het deurtje.

‘Moet ik je er nou echt wéér uitflikkeren?’

Als de conducteur het deurtje opent, staat de oude man plotseling kwiek op, pakt de rolstoel beet en hupt de tram uit.

De conducteur doet het deurtje weer goed dicht en mept tevreden op de dicht-knop van de tramdeuren. Dan kijkt hij me aan.

‘Hij gebruikt de rolstoel van zijn overleden vrouw om te proberen gratis met de tram te reizen. Mooi dat ik daar niet in trap. De schurk.’

Geplaatst op Geef een reactie

Maan en Mickey

‘Dat vind ik zo stom aan Mickey Mouse clubhuis,’ zeg ik. ‘Al die dingen die niet logisch of zelfs complete bullshit zijn. Zoals de maan die tijdens een korte wandeling van nieuwe maan naar volle maan gaat! Moet ik aan mijn zoontje uitleggen dat dat een maand duurt. Het heet niet voor niets MAANd.’

Hij glimlacht. ‘Twee weken,’ zegt hij dan, ‘het duurt twee weken van nieuwe maan naar volle maan. En dan twee weken van vol weer naar nieuw. De hele cyclus duurt een maand.’

‘Ooh ja,’ zeg ik.

En ik denk na over wanneer ik de juiste uitleg aan mijn zoon ga vertellen. Even wachten maar tot hij mijn bullshit vergeten is.

Geplaatst op Geef een reactie

Mooi genoeg

‘Wat ben je mooi, papa,’ zegt mijn zoontje. Hij streelt mijn kin en wangen als ik zijn luier verschoon.

‘Oh ja?’ zeg ik met een smeltend hart. ‘Wat vind je dan mooi aan mij?’

‘Ik vind je snor mooi.

En je baard.’

Dan zwijgt hij.

‘Wat vind je nog meer mooi aan mij?’

‘Verder niks,’ zegt hij dan en hij glimlacht.

En die glimlach vind ik mooi aan hem.

Maar verder niks.

Geplaatst op Geef een reactie

Kalf

‘Vanmiddag zet ik mijn vlog online,’ vertelt de jongen trots aan zijn vrienden, ‘dan zie je wel wat ik bedoel.’ Ze fietsen een paar meter voor me. Ik probeer dichterbij te komen om te zien of hij een oud leerling van me is. Al jaren geef ik les in films maken in deze buurt. Sinds kort noem ik beroemde YouTube vloggers om ervoor te zorgen dat de leerlingen ook zelf gaan editten en uploaden. Misschien is deze jongen zo enthousiast geworden van mijn lessen dat hij in zijn vrije tijd films maakt!
Mijn grote droom is dat over twintig jaar een oud-leerling mij bedankt als hij zijn eerste Gouden Kalf in ontvangst neemt, omdat ik hem heb geïntroduceerd in de wereld van het filmen. Ik ben natuurlijk ook bij die prijsuitreiking, omdat ik zelf net mijn derde Gouden Kalf voor een scenario heb ontvangen.

Geplaatst op Geef een reactie

Heil

Met zijn arm strak naar rechtsboven schreeuwt hij: ‘Sieg Heil!’

Hij doet een flinke stap en dan weer, arm strak naar rechtsboven en uit volle borst: ‘Sieg Heil!’

Dan zakken de schouders van de tandeloze zwerver en schuifelt hij onverstaanbaar mummelend verder.

Geplaatst op Geef een reactie

Geen krullen, wel haar

Als ik mijn zoontje in zijn bed een knuffel geef, strekt hij zijn armen uit, knuffelt me stevig en laat dan zijn handen langzaam langs mijn hoofd glijden. Dan aait hij mijn haar nog een keertje.

‘Krullen,’ zegt hij.

‘Ja,’ zeg ik, ‘krullen. Papa heeft krullen, en jij hebt ook krullen.’

Ik aai hem over zijn bos met krullend haar maar hij lacht.

‘Neeej. Papa heeft krullen, Kalle heeft haar.’

Geplaatst op Geef een reactie

Oppennen

‘Heeft er iemand een pen? Heb jij een pen? Jij?’

De jongen vraagt het aan iedereen. Vijftig meter achter hem staat een rij met ME-ers voor de flat aan de Weesperstraat waar we net uit gejaagd zijn. Achter de agenten liggen de kapotte koelkasten, tv’s en de lege bierkratten die sommige dronkelappen van de balkons hadden gegooid. Ik deed dat soort asociale dingen niet. Ik heb op zoek naar drank wel de koelkast geopend waarop stond: ‘niet openmaken! Niet voor het flatfeest!’ maar die speciale Belgische biertjes die ik daar vond, heb ik wel eerlijk uitgedeeld.

We staan nu met honderd mensen van een afstandje te kijken naar de politie en de flat. Misschien gebeurt er nog iets interessants.

Twee van mijn vrienden kijken me aan als de penvrager bij ons is aangekomen. Ik heb net die dag een mooie Parker vulpen gekocht, omdat ik graag meer wil schrijven. Ik hoop dat mooi gereedschap me daartoe aanzet. De jongen ziet mijn vrienden kijken, kijkt me dan ook aan.

‘Heb jij een pen?’

Aarzelend haal ik het hoesje tevoorschijn, doe hem open, pak de vulpen.

Hij pakt hem aan. Dan pas zie ik de lege blik in zijn ogen.

‘Waar heb je hem voor nodig?’ vraag ik, maar hij rent al weg.

‘Geef je hem zo terug?’ roep ik nog. Dan zie ik hem recht op de ME-ers afrennen, arm met pen in de lucht.

De Me-ers zetten zich even schrap, hoewel dat niet echt nodig is, dan vangen ze hem op met schilden en knuppels. Binnen twee tellen ligt de jongen op zijn buik, binnen drie tellen wordt hij het arrestantenbusje in gesmeten.

‘Geef je pen dan ook niet,’ zegt een van de vrienden die naar me gekeken had.

En ik denk dat het een bericht is van hogere machten. Dat ik niet zo raar moet zijn te denken dat ik schrijver kan worden.