Geplaatst op Geef een reactie

Saai

‘Maak me dood dan! Vecht met me! Of durf je niet?’
Uitdagend kijkt de lange zwerver naar K., K kijkt terug. Hij heeft een spottende glimlach op zijn gezicht, en ik denk voor het eerst die avond dat hij het gezeik van de zwerver zat is, en nu de confrontatie opzoekt. Ik stap weer van mijn fiets af, kijk nog even de Overtoom over, waar ik de laatste andere gasten van het verjaardagsfeest in de verte zie verdwijnen.

Uren eerder genoten we van de ondergaande zon, lekker eten en elkaar gezelschap. Het hele Vondelpark was vol met mensen die hetzelfde deden. Naast ons waren twee daklozen speklapjes aan het braden boven een houtsvuurtje. Een van deze mannen, een grote man met een woeste baard, kreeg een biertje toen hij langskwam en onze jarige feliciteerde.

De zon ging onder, alle andere bezoekers verlieten het park. Wij kregen het ook wel koud, maar vonden het nog steeds té prettig om te vertrekken. De lange zwerver kwam weer langs. Ik zag hem praten met K., hun woorden werden harder, ik ging erbij staan.
‘Weet je hoe zwaar ik het heb? Weet je hoe het is als iedereen je negeert? Wie ben jij nou?’ K. haalde zijn schouders om en ging ergens anders staan, ik sprak even met de zwerver, ging weg toen ik me begon te irriteren aan zijn herhalingen en beledigingen. Hij zocht andere mensen op, maar keerde steeds weer terug naar dezelfde zinnen, en hoe vaker hij dat deed, hoe meer mensen hem negeerden. Hij werd boos toen we hem een tweede biertje weigerden maar wilde het aanbod van de jarige, een biertje krijgen als hij een lange wandeling wilde maken, niet aannemen.
‘Waarom maak je hem niet dood? Hij is bruin, hij is anders dan jij. Maak hem dood dan!’ zei hij toen tegen de jarige over de jongen waar ze mee aan het praten was.

Hoewel we ons niet weg wilden laten jagen, besloten we te vertrekken. Het park voelde na zonsondergang ook niet meer van ons, maar van hem. Hij volgde ons, door het park, naar de straat waar een voor een de gasten wegfietsten, tot alleen K. en ik overbleven.

‘Geef me een biertje dan. Je hebt er nog genoeg. Ik betaal ervoor, kijk, ik heb geld.’ Hij haalt een plastic zak uit zijn jas. Er zit een joint in, een briefje van twintig en wat losse munten. K. negeert hem, kijkt even naar de avondwinkel waar we voor staan. De zwerver duwt tegen de bak achterop de fiets van K., waarin de six-packs liggen. Dan kijkt K. hem weer aan.
‘Weet je wat,’ zegt K., ‘Als je iets aardigs zegt, gebeurt er iets leuks.’
De baardman is even stil, dan maakt hij een gebaar van vertwijfeling met zijn handen.
‘Wat dan? Wat moet ik dan zeggen?’
‘Gewoon, iets aardigs.’
‘Je bent gek,’ zegt de zwerver. Even kijkt hij naar het bier. K. blijft glimlachen.
‘Wat bedoel je dan?’
‘Gewoon, iets aardigs. Als jij dat doet, doe ik ook iets aardigs.’
De man krabt zijn baard, aarzelt.
‘Bijvoorbeeld,’ zegt K., ‘ik vind dat jij een goede kop hebt. Je hebt een hele goede kop.’
De zwerver kijkt K. wantrouwend aan.
‘Wat moet ik zeggen dan?’ herhaalt hij.
‘Ik gaf je net een voorbeeld. Iets aardigs. En dan gebeurt er iets aardigs voor jou.’
De grote woeste man met de wilde baard krijgt een lege blik, spuugt dan een grote fluim op straat, gaat op zijn fiets zitten, en peddelt weg.
‘Jullie zijn saai!’ schreeuwt hij. Hij fietst langs mij, kijkt me aan, schreeuwt. ‘Saai! Heel saai zijn jullie!’ en hij is weg. We kijken hem na om ons ervan te vergewissen dat hij niemand achterna fietst. Dan stappen wij ook op de fiets. K. grijnst breed, ik feliciteer hem.
Wij, de saaie mensen, fietsen weg, en we hebben medelijden met de man die zó weinig vertrouwen heeft in mensen om nog iets aardigs te kunnen zeggen.

Geplaatst op Geef een reactie

Poes en Schnitzel

Poes

Ik peuter de de rood met witte haar uit mijn laptop en hou hem omhoog.
‘Dit is een haar van Henkie, mijn kat,’ leg ik uit. Mijn leerlingen lijken er niet in geïnteresseerd. Ik laat het stop-motion filmpje zien van deles ervoor. Ze lachen en wijzen als ze zichzelf leuke dingen zien doen. Als het klaar is, doe ik de laptop dicht en vertel de opdrachten voor deze week. Ze gaan allemaal aan de slag, op één jongetje na. Hij kijkt me aan.
‘Wat voor kat is het?’ vraagt hij.
‘Ehm, Henkie? Een rode kat,’ zeg ik.
‘Nee, wat voor kàt is het.’
‘Een Europese korthaar? Een gewone kat? Hij is wel een beetje gek,’ zeg ik.
Het jongetje zucht, denkt dan even na.
‘Is het een mannetje of een vrouwtje,’ vraagt hij uiteindelijk.
‘Ooh,’ zeg ik, nu ik het eindelijk begrijp, ‘een mannetje.’
‘Okay,’ zegt hij, en hij loopt naar de andere leerlingen om aan de opdracht te werken.

Schnitzel

De computer werkt alwéér niet mee.
‘Schnitzel!’ zeg ik. Een van mijn leerlingen, een meisje van acht, kijkt me aan.
‘Wat zegt u meester?’
‘Ehm, ik zeg schnitzel.’
‘Wat betekent dat?’
‘Dat betekent schnitzel.’
‘Nee, waarom zegt u schnitzel?’
‘Omdat ik boos ben en eigenlijk iets anders wil zeggen dan schnitzel.’
‘Maar wat betekent het dan?’
‘Schnitzel,’ zeg ik vrolijk, maar zelfs ik weet dat dat niet grappig is. Het meisje kijkt me boos aan. Dan komt mijn assistente langsgelopen, op weg naar een andere leerling.
‘Schnitzel betekent chips,’ zegt ze in het voorbijgaan.
‘Ooh, chips!’ zegt het meisje.

Geplaatst op Geef een reactie

Ploppen

Lief Dagboek,

Grizzly is dood, en dat komt door dat kk-broertje van me. Pimmie, ik hoop dat je een jeukende ziekte krijgt ofzo, en sterft. En dan ga ik je niet zo mooi begraven als Grizzly!

Maar het komt ook een beetje door Martin. Ja inderdaad, die jongen met die Bieberkop waar Melissa al maanden verliefd op is. ‘Oe hij heeft me aangeraakt!’ Hij schopte je tijdens het dansen, doos, dat is geen aanraken! Maar goed, ik moest van haar mee naar Martins feestje, omdat ze zelf niet met hem durft te praten. Vroeg dat we waren! Hij was zijn kamer nog aan het opruimen en stoelen aan het neerzetten enzo. Ik heb hem nog geholpen om spullen naar de kamer van zijn broertje te sjouwen. Zagen we daar een kooi met een hamster, zeg ik: ik heb ook nog een hamster, van toen ik klein was, Grizzly heet-ie. Toen liet hij een truukje zien. Als je een hamster in je handen neemt, en dan zachtjes knijpt, héél zachtjes, dan ploppen zijn oogjes er een heel klein beetje uit. Ziet er vet freaky uit.

Feestje was suf verder, alleen maar dronken jongetjes die drankspelletjes aan het doen waren, en Melissa die de hele tijd Goldschnapps aan het zuipen was en die wachtte tot Martin haar ging zoenen, wat dus niet gebeurde. Ik was nog voor tien uur weg.

En ja, toen zag ik thuis Grizzly zo in zijn kooi zitten. Kon ik het niet laten om hem eruit te halen en ook even kijken of ik zijn oogjes er een beetje uit kon laten ploppen. En toen zwaaide dat gezwel van een broertje van me mijn kamerdeur open, had hij een monstermasker op zodat hij er nóg lelijker uitzag. Toen kneep ik iets te hard. En plopte er iets meer uit Grizzly’s hoofd dan alleen zijn oogjes. En nu ligt Grizzly de hamster in de tuin, naast Tarzan de kanarie en Smurf de poes. Rust zacht, Grizzly. Sorry dat ik je zo hard geknepen heb.

Liefs,

Ikke.

Ps: en als jij mijn dagboek nog één keer leest, pukkelkop, dan vertel ik aan al je klasgenoten dat je nog steeds in je bed plast.

Geplaatst op Geef een reactie

Ophouden

‘Er zit geen slot op jullie toilet,’ zeg ik tegen de vader. Hij knikt en kijkt naar zijn dochtertjes van 2 en 4 die in de keuken aan het spelen zijn.
‘Anders sluiten ze zich misschien op,’ zegt hij. Ik knik en ga het toilet in. Dan maar de deur in de gaten houden.

Mijn ochtendevacuatie verloopt voorspoedig. Dan hoor ik voorzichtige voetstapjes in het halletje voor de deur. Ik grijp gelijk de deurklink beet.
‘Wat ben je aan het doen?’ Het dochtertje van vier staat voor de deur.
‘Ik zit op het toilet,’ zeg ik. Ik voel de klink bewegen, hou hem vast.
‘Maar wat ben je aan het doehoen?’
‘Ben aan het poepen,’ zeg ik, want ik herinner me dat de vader en moeder geen geheimen willen hebben voor hun kinderen over gewone dingen.
‘Oh. Mag ik binnenkomen?’
‘Nee!’ zeg ik. Weer voel ik de klink bewegen. Dan hoor ik ook de voetstapjes van het jongste dochtertje.
‘Wat ben je aan het doen?’ vraagt ze aan haar zus.
Die zegt niks, maar ik voel nu twéé kindertjes aan de klink hangen.
‘Doe nou open!’
‘Nee, dat wil ik niet. Ik poep liever in mijn eentje,’ zeg ik.
‘Van papa en mama mogen we kijken!’ zegt de oudste verontwaardigd.
‘Ik ben jullie papa en mama niet,’ zeg ik.
‘Papa! Papa!’ roept de oudste dan naar de keuken, ‘mogen we kijken?’ Ik verwacht dat hun vader nu een eind aan dit gedoe maakt. Dan hoor ik een onderdrukte lach van hem en van zijn vrouw.
‘Ja hoor, dat mag best.’
Ik verstijf.
‘We mogen binnenkomen!’ zegt het meisje, dat nu met haar volle gewicht aan de deurklink hangt.
‘Van mij niet!’

Ik wil van het toilet af, zo snel mogelijk, maar ik moet nog iets heel belangrijks doen. Met links haal ik wc-papier van de rol. Dan zie ik dat ik met mijn rechterhand de deurklink vast hou. Een tactische fout. Met rechts veeg ik. Wat nu?
‘Doe open, doe open, doe open!’ gilt het meisje. Haar zusje begint te huilen. Een van de twee schopt tegen de deur, bonk bonk bonk, zodat de deur ervan trilt.
‘Er vliegen elfjes door de tuin! Ga snel kijken!’ roep ik. Even is het stil.
‘Jij kan de tuin helemaal niet zien!’ roept ze terug. Ik hoor de ouders nu hardop lachen. Ze herhalen mijn zin over de elfjes. Het meisje blijft trekken aan de deur, haar zusje gaat steeds harder huilen.
‘Doe nou open! Ik wil kijken!’ Nu huilt ook het oudste meisje. Ze stampt met haar voetjes op de vloer voor de deur, en even voel ik dat ze de klink loslaat. Snel wissel ik mijn handen van positie. Niet snel genoeg. Ze heeft de klink alweer vast voordat ik de handenwissel heb afgemaakt, en de deur gaat een heel klein beetje open. Ik grijp de klink goed vast, verschuif op de pot zó dat ik de kier tussen de deur en de deurpost kan zien, zie er geen vingertjes tussen zitten en trek daarom hard de deur weer dicht. Ik voel aan het gewicht van de deur dat ik het meisje meetrek.
Nu krijsen ze allebei, maar ik hoor gelukkig geen pijn in het gehuil.
‘Ga maar naar papa en mama,’ roep ik. Ik hoor de ouders snikkend lachen. Maar ik heb links op de deurklink en rechts vol met wc-papier. Ik ben er klaar voor. Voorzichtig ga ik staan, hou de deur goed vast, veeg snel en zorgvuldig. De meisjes huilen en schreeuwen nog steeds voor mijn deur, maar ik kan geen woorden meer herkennen in het geluid dat ze maken.
‘Papa en mama willen jullie graag een chocolade ijsje geven!’ roep ik naar ze, want ik weet dat de ouders dat absoluut niet willen in de ochtend. Misschien pak ik ze zo terug voor het niet ingrijpen.
‘Dat mahaaag ook ahal niehiet,’ jammert de oudste.
Ik merk dat het heel erg lastig is om een onderbroek op te hijsen met één hand. Een spijkerbroek ophijsen kost ook veel meer tijd, en huilende en krijsende kinderen op 30 centimeter afstand horen maakt het niet eenvoudiger. Als de broek mijn vale Hema-onderbroek volledig afdekt, laat ik de klink los. De deur schiet open en ik hoor twee meisjes achterover vallen. Even is het stil, dan beginnen ze ècht te huilen. Mijn broek is dicht, en ik doe heel voorzichtig de deur open. De vader en moeder hebben hun dochtertjes opgetild, troosten hen. Zij hebben ook tranen op hun wangen. Mij aankijken durven ze niet.
‘Wat heeft die gemene jongen nou gedaan,’ zegt papa tegen zijn oudste. Even kijkt hij me aan, maar dan proest hij het uit. Hij gaat de keuken in. Zijn vrouw kijkt me aan, wringt een opkomende lach van haar gezicht en duwt de jongste in mijn armen. Ze glipt langs me het toilet in.
‘Ik heb een beetje in mijn broek gepiest,’ zegt ze door de deur. En dan lachen ze allebei hard, de vader en de moeder. De meisjes zijn stil, want zij begrijpen het niet. En ik besluit voortaan alleen nog maar hun oude toilet met de gebarsten bril op de derde verdieping te gebruiken. Want die heeft wel een slot.

Geplaatst op Geef een reactie

Onthouding

‘Hallo lieverd,’ zegt de vrouw in de telefoon, ‘hoe gaat met je? En met je vriendinnetje?’

‘Wat?’
Ze schudt haar hoofd.
‘Is het alweer uit met Anna?’

‘Was dat je vorige vriendin? Ik hou het ook niet bij, zo snel als jij ze inwisselt,’ lacht ze.
‘Je bent gewoon te knap, te verwend geraakt door alle meisjes die je kan krijgen. Net als met Sinterklaas, als de tafel vol stond met snoepgoed, nam jij ook overal een hapje van zonder iets helemaal op te eten. Kon ik al die afgekloven taai taai en afgelebberde pepernoten en spekjes opeten. ‘

‘Dat is niet vies, dat doen moeders. Goed voedsel gooi je niet weg.’
Ze luistert naar een langer verhaal, knikt af en toe.
‘Dat is mooi jongen, dat je met een psycholoog aan het praten bent. Ik zeg het al een tijdje, je moet werk maken van je problemen. Ze gaan niet vanzelf over!’
Ze is lang stil, dan, defensief.
‘Hoezo?’

‘Ik zie niet waarom dat nodig is.’

‘Zo’n psycholoog kan van alles zeggen. Als hij zegt dat je in de sloot moet springen, doe je dat toch ook niet?’

‘Natúúrlijk mag je doen wat je wilt. Maar dan hoef je dàt toch niet te doen? Weet je wel wat je mij daarmee aandoet?’

‘Nee, ik verbied het je niet, ik zeg alleen dat je je moeder daar heel, heel erg verdrietig mee maakt.’

‘Hoezo van zijn kant bekijken? Ik kan je alles over je vader vertellen. Waarom moet je hem nou per sé op gaan zoeken? Denk je dat ik lieg over hem? Dat ik dingen vergeten ben? Ik weet alles nog precies hoor, ook al is het twintig jaar geleden dat hij ons in de steek liet.’

‘Ga dan lekker je vader ontmoeten, met zijn nieuwe vrouw en zijn nieuwe kinderen. Moet jij weten. Maar weet je wel wat voor man het is? Als je hem opzoekt, kan je maar beter de waarheid over  hem weten. Je weet dat je broers maar tien maanden schelen, toch? Nou, ik wilde na die twee apen er echt niet nog een. Alles heb ik geprobeerd; de pil, maar daar werd ik heel ziek van, condooms, wou je vader niet, vond hij niet lekker, en van het spiraaltje kreeg ik nachtmerries. Dat er een kindje geboren zou worden met een antenne op zijn hoofd. En toen probeerde ik het maar met periodieke onthouding. Weet je wat dat is? Werkt prima hoor, als je het maar goed bijhoudt. En je vader werkte er even aan mee hoor, totdat hij zin had toen het eigenlijk niet kon. Weet je wat hij deed, terwijl ik hem zei, schreeuwde zelfs, dat ik geen seks met hem wou omdat ik dan zwanger kon worden? Toen heeft hij me gewoon verkracht. Verkracht ja, zo heet dat als een vrouw geen seks wil en een man neukt haar toch. Zo’n man is je vader. En ik voelde het meteen. Ik was weer zwanger. Gelukkig voor jou dat ik niet aan abortus doe, hè lieverd, anders was jij er nooit geweest.’
Ze lacht even, dan luistert ze.
‘Wat zeg je lieverd? Ik versta je niet. Wat zit je nou te snotteren jongen?’

‘Maar je wilde toch de waarheid horen? Dit ìs de waarheid, zo is het gebeurd.’
Ze haalt de telefoon bij haar oor vandaan, kijkt er verbaasd naar.
‘Opgehangen! Nou ja zeg… ‘