Geplaatst op Geef een reactie

Laatste Woorden

Ruud is natuurlijk een rare naam voor een neger, zelfs voor een halfneger. Vind ik dan, tenminste, en ik mag het zeggen, want ik ben ook een soort neger. Kwart dan, maar bij mij zie je het niet zo goed. Een Marokkaan of een Turk, zo zie ik eruit, iets Middellandse zee-igs.

Ruud is ook nog een nep-neger, bruin van buiten, hartstikke wit van binnen. Zijn vader is wel een echte, een woestijngids uit Ouagadougou, maar zijn moeder is zo Hollands als kaas en tulpen, en zij voedde hem op. Geen kruimeltje Afrikaanse cultuur in die man, ik zweer het je. Hij spreekt accentloos Nederlands, nou ja accentloos, hij komt natuurlijk net als ik uit Grollo, dus een beetje Twents is altijd wel aan zijn stem blijven hangen. Maar hij is een kaaskop van binnen, en zo wil hij ook worden behandeld. Maar als er iemand aan hem vraagt waar hij vandaan komt, nou, berg je dan maar, witheet wordt hij dan. Ik heb hem een paar keer weg moeten halen bij volstrekt onschuldige mensen die alleen maar interesse in hem toonden, en die hij dan aan het uitmaken was voor racist. Niet dat hij dat bij iedereen deed, nee, bij meisjes, leuke meisjes, liefst jonge leuke meisjes, dan was hij altijd ineens van ‘mijn vader was woestijngids, echte liefde met mijn moeder, blabla, romantiek, geen verblijfsvergunning want zo ging dat vroeger, boehoe zonder vader opgegroeid, heb het heel zwaar gehad, neuken?’ En dat werkte nog ook!

Oh ja, oh ja, dat vond ik zo hypocriet, als hij ergens kon solliciteren waar gevraagd werd naar iemand met een ‘gemengd etnische achtergrond’ stond meneer meteen vooraan met zijn cv’tje en sollicitatiebrief met ‘ik ben een multiflauweculti ‘. En die banen kreeg hij ook nog, mocht hij beleid gaan uitstippelen voor Turken en Marokkanen en Surinamers, terwijl hij daar evenveel verstand van had als van kernfusie. Viel hij niet eens door de mand, want Ruud lulde altijd alles recht.

Maar goed. Daarom haat ik hem niet. En ik ga snel dood, de kanker vreet mijn darmen weg, dus heel veel maakt het niet uit. Je eigen begrafenis regelen en hopen dat je alles op tijd georganiseerd krijgt, maakt alles relatief, weet je. Maar dat haten, dat zit diep. Ik haat hem omdat hij met de liefde van mijn leven getrouwd is. Nee wacht, dat zeg ik verkeerd. Dat zou ik hem nog kunnen vergeven. Echte liefde, daar had ik mee kunnen leven. Mezelf wegcijferen voor de liefde van mijn beste vriend, want dat was Ruud vroeger, en de liefde van mijn leven, Emma, dat had ik wel voor elkaar gekregen. Kijken naar hoe mensen een echt verbond hebben, diep als de oceaan, stralend als de zon, dat verdoofd de pijn van binnen tot het sterft en alleen nog maar een schaduw op je ziel achterlaat. Maar het was geen echte liefde. Niet van zijn kant in ieder geval.

Ze was de mooiste van de stad, iedereen wilde haar hebben, en daarom wilde hij haar ook. En hij heeft haar gekregen, want hij was de charmantste. Ik kreeg het glimmende restje; vriendschap, het surrogaat broer-zijn. Ze heeft veel van me gehouden, zegt ze in ieder geval, maar een knuffel krijgen als je een kus wilt, blijft bitter. Ik mocht de schouder zijn. De man waarbij ze uithuilde als Ruud weer eens vreemd was gegaan. En dat deed hij. Zij kwam soms zelf achter, of omdat ik het haar vertelde in de hoop dat ze bij hem weg zou gaan. Maar ze ging nooit bij hem weg.

Ze vergaf het hem steeds, na ruzies en verdriet. Op een dag vertelde ik het haar niet eens meer, als ik weer van vrienden had gehoord dat Ruud met een of ander chickie had liggen ketsen in een hotelletje. Ik vertelde het haar niet, want ze werd er alleen maar verdrietig van, en niet boos. Nooit begrepen waarom ze het niet om kon zetten in woede, dat verdriet. Ik heb daar nooit moeite mee, tranen en woede zitten bij mij op dezelfde bank en houden elkaars stevig vast.

Daar ben ik ook beroemd mee geworden, trouwens, met mijn gespeelde emoties. Mooi dat ik laatst nog eens geïnterviewd werd op tv. ‘Het laatste gesprek’, zo heet dat programma. Soort afscheidsshow voor de beroemdheden die weten wanneer ze de pijp uitgaan. Kreeg ik mooi anderhalf uur aandacht, met allemaal opnames van toneelstukken waarin ik gespeeld heb, en mijn eerste films, god was ik toen nog genant slecht. En van mijn successen natuurlijk, maar daar hoef ik niets over te zeggen.

Ineens, tijdens dat interview, zag ik het voor me. Wraak voor mij, en misschien redding voor Emma. Ik had het altijd verkeerd aangepakt. Haar proberen te overtuigen dat hij een zak was, werkte niet. Nee, Ruud, hém moest ik pakken. En de vraag die ik er voor nodig had, kwam. Natuurlijk komt de vraag: ‘heb je ergens spijt van’ langs in een programma over het naderende definitieve einde. En ik had mijn antwoord klaar.

‘Van een ding,’ zei ik tegen die glijer van een interviewer.

‘Eén ding. Ik heb nooit aan mijn kinderen verteld dat ik hun vader ben.’

Glijer verbluft natuurlijk, want niemand had dit verhaal ooit nog gehoord. Ik ook niet, want ik had het ter plekke verzonnen.

‘Enorme spijt. Maar ik kon niet gaan wroeten in een goed huwelijk. Een prachtig huwelijk, mag ik wel zeggen. Maar een huwelijk met één gebrek, de man kon geen kinderen krijgen. Hij wist het niet, maar zijn vrouw wel, want die was getest en alles. Zij heeft mij toen gevraagd om haar zwanger te maken, omdat ik op haar man lijk. En na lang nadenken wilde ik dat wel. Nooit tegen hem gezegd natuurlijk, hij was juist zo gelukkig dat hij eindelijk wel zijn vrouw zwanger had gekregen. Nooit over gesproken, met niemand. Voor hun geluk.’

En natuurlijk stelde die glibberaal de vraag ik nog nodig had.

‘En waarom zeg je het nu dan wel?’

‘Nou,’ zei ik, ‘nu ik mijn einde voel naderen, wil ik niet meer liegen. En mijn kinderen hebben recht op de totale erfenis. Alles gaat naar hun, het landhuis, de auto’s, al mijn aandelen. En de boot moeten ze maar delen.’

En toen lachte ik. Raar dat een lach dingen zo echt kan maken, zo echt dat niemand er meer aan durft te twijfelen. Hij pikte het, die glijer. Iedereen pikte het. Het is ook een mooi verhaal, en mensen willen graag in mooie verhalen geloven, zeker als ze pijnlijk zijn. Oh ja, ik heb daarna gezegd dat ik niet bekend kon maken wie mijn kinderen zijn, maar dat ze dat wel te horen krijgen als ik in mijn keramieken vaasje zit.

De dag na de interviewopnames ben ik gelijk mijn testament gaan veranderen, zodat die twee jongens van Ruud en Emma ook echt alles krijgen. Ben benieuwd of ze een DNA-test gaan aanvragen, die knullen, of dat ze het zo ook wel geloven. Ik gok erop dat ze geen onderzoek doen en gewoon de buit binnenhalen. En dan is Ruud stuk. Want wat kan hij dan nog doen? DNA-test aanvragen? Dat willen die jongens niet, want dan krijgen zij niets van de erfenis. Emma zal het natuurlijk ontkennen, want die is zo eerlijk als goud. En Ruud gelooft haar niet, want als je heel je leven hebt gelogen, durf je niemand meer te vertrouwen. Hopelijk gaat hij bij haar weg. Nog fijner als zij bij hem weg gaat, als hij er moeilijk over blijft doen. Zou goed voor haar zelfvertrouwen zijn. Zou heel fijn zijn. Ik gun haar nog wel een mooie, wat zal het zijn? Hoe oud worden vrouwen tegenwoordig? Tachtig? Ik gun haar nog wel een mooie dertig, veertig jaar. En misschien krijgt ze nog wel een fatsoenlijke vent. Zou me niets verbazen. Ze ziet er nog steeds fantastisch uit.

Geef een reactie