Geplaatst op Geef een reactie

Kutchinees

Ik woonde vroeger als een van de weinige Koreanen in een wijk vol Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen en Nederlanders. Nou ja, Koreaan, geadopteerd. Wat ik mezelf eigenlijk moet noemen, weet ik niet. Koreaans uitziende blanke? Korekaaskop? Geen idee.

Het was een niet al te beste buurt. Er waren dealers (uit alle bevolkingsgroepen, drugs doen aan geld, niet aan afkomst). Er waren zelfs ook groepen jongens die zich ‘bendes’ noemden. Niet dat dat veel voorstelde, ze verdeelden alleen maar de straten in de wijk om daar een beetje stoer te kunnen doen, vooral om elkaar uit te dagen. Ik kon er gewoon tussendoor lopen als ze op de hoek van de straat hingen, maar de postbode, kinderen die tikkertje speelden en bejaarde dametjes met hun boodschappen ook.

Tot die ene dag. Ik kwam net mijn huis uit, deed de deur op het slot, de sleutels in mijn tas, rits dicht. Ik keek links. Vijftig dreigend kijkende Nederlandse jongens van de straat achter mijn huis stonden op twintig meter afstand. Ik keek naar rechts. Vijftig dreigend kijkende Turkse jongens van de straat tegenover mijn huis. Gelukkig ben ik geen Turk of Nederlander, dacht ik toen. Al die jongens weten vast dat ik niet bij de andere ‘bende’ hoor. Laat ze maar lekker ruzie maken met elkaar. Als ik weg ben natuurlijk. Ik zette een stap om de straat over te steken zodat ik niet tussen de twee partijen in stond.

Op dat moment riep één van de Nederlanders: ‘Pak die kutchinees!’ En alle Nederlanders begonnen te rennen.

Ik rende weg, met mijn tas in mijn hand, iedereen rende achter me aan. Ik wist uiteindelijk niet eens of ze achter mij aan kwamen of achter de andere bende, maar uiteindelijk renden er honderd jongens achter me aan, straat na straat. Gelukkig sprong ik op tijd in een bus waarvan de deuren net dicht gingen.

Toen ik achterom keek, zag ik dat beide bendes een beetje ongemakkelijk om zich heen en naar elkaar keken. Ze hadden blijkbaar geen zin meer in ruzie. Dit was hun buurt niet. Van de straathoeken werden ze aangekeken door de Surinaams-Marokkaanse bende die daar de ‘baas’ was. Dat alle jongens zich verspreidden over winkels en door straatjes was het laatste wat ik zag voordat de bus de hoek om ging.

Ik heb daarna nooit last van die gastjes gehad. Maar ik kijk nu wel altijd goed om me heen voordat ik mijn voordeur op slot doe.

Geef een reactie