Geplaatst op Geef een reactie

Kapot

Samen met mama ga ik flessen wegbrengen. Ik vind dat leuk, ik mag de flessen in de bak gooien en dan hoor ik hoe ze kapot vallen. Pets! Pats! Thuis had ik ook een keer een fles laten vallen in de keuken en dat vond ik ook leuk klinken maar mama vond het niet leuk en daarom neemt ze me nu mee en mag ik het doen.

We komen Miesje en haar mama tegen. Miesje zit bij mij in de klas en ik vind haar héél lief.  De mama van Miesje kijkt boos naar me.

‘Jouw zoon heeft mijn dochter gebeten!’

Miesje heeft een grote pleister op haar wang, maar dat wist ik al, dat had de juf gedaan, die pleister.

Mijn mama zegt héél vaak sorry en zegt tegen mij dat ik stout heb gedaan, en ik zeg ook sorry want dat vindt mama fijn. Ze trekt me dan mee en dat doet een beetje zeer aan mijn arm.

Bij de glasbak vraagt ze waarom ik het heb gedaan, waarom ik Miesje heb gebeten. Dan zeg ik: ‘Omdat ik haar héél lief vind!’ en dan moet mama lachen en zegt ze: ‘Oh je probeerde haar een kusje te geven. Wat schattig! Voortaan alleen je lippen gebruiken lieverd.’ En dan geeft mama mij een kusje en zegt ze: ‘Zo moet je iemand een kusje geven!’

Mama was toen weer blij.

En daarom vertelde ik maar niet dat ik wéét hoe ik kusjes geef, en dat ik expres Miesje beet, om te weten hoe dat is en om haar bloed te proeven en haar bloed is heel warm en zacht en zoet.

 

Ik ben in dezelfde stad gaan studeren als Miesje, die zich nu Mies noemt, en ik weet waar ze woont en hoe ze van haar werk in het café naar huis fietst. Ik weet wat het rustige stukje is waar ik haar kan tegenhouden, waar ik met haar kan praten, waar ik haar kan vragen of ik haar nog eens mag bijten en ik weet dat ze nee gaat zeggen maar ik ben sterker dan zij en ik heb een touw en een doek voor over haar mond en als ze in mijn busje ligt ziet niemand haar en kan ik haar meenemen naar het schuurtje achter mijn huis. En dan zal ik haar nog eens proeven, haar warme, zachte, zoete bloed drinken en dan zo lang en veel als ik wil.

Geplaatst op Geef een reactie

Mop

Mijn zoontje van acht heeft de ontbijttafel gedekt, in zijn eentje. Ik sta naast hem.

‘Goed gedaan!’ zeg ik. ‘Alleen ben je één ding vergeten.’

Hij kijkt naar de tafel, denkt na.

‘Ik weet het niet,’ zegt hij.

‘Kijk nog eens goed?’ zeg ik.

Hij kijkt nogmaals, schudt zijn hoofd.

‘Ik zie het echt niet.’

‘Geeft niet,’ zeg ik. ‘Ga maar een boterham met smeerworst smeren.’

Hij kijkt me aan.

‘Maar wat ben ik dan vergeten?’

‘Maakt niet uit,’ zeg ik, ‘ga maar je boterham smeren.’

‘Papa! Wat ben ik nou vergeten?’

‘Ga nou maar gewoon je boterham smeren,’ zeg ik.

‘Maar ik weet niet wat ik vergeten ben!’ zegt hij, gefrustreerd.

‘Smeer. Je. Boterham,’ zeg ik.

‘Okay!’ zegt hij, met zijn handen in de lucht.

 

Hij pakt een boterham en de smeerworst en kijkt zoekend over de tafel. Dan kijkt hij naar mij.

‘Waar liggen de messen?’ vraagt hij.

‘AHA!’ zeg ik.

 

Na één tel nadenken lacht hij, hard.

 

En ik moest de hele tijd denken aan de mop van Moos in het restaurant, die aan de ober vraagt om de soep te proeven. 

Geplaatst op Geef een reactie

Spelen

legokasteel voor een grote jongen

De man die bij de bank werkt, laat de zolderkamer van zijn huis zien. Overal staat lego, vooral heel veel oude setjes uit de jaren negentig.

‘Spelen je dochters al met lego?’ vraag ik verbaasd. Mijn kinderen werden er pas enthousiast over na hun vierde jaar, en die van hem zijn nog niet zo oud.

‘Nou,’ zegt hij, ’die hebben er nog niet zo veel interesse in. Maar ik heb het een tijdje geleden toch neergezet. En nu met de lockdown ga ik wel eens in de avond naar boven, als mijn vrouw aan het werken is in de studeerkamer. Glaasje wijn erbij en dan lekker bouwen.’

Er komen herinneringen naar boven, aan al die dagen dat ik met mijn broertje of zelf met de lego speelde, steden bouwde, kastelen, ruimteschepen. Die herinneringen waren net zo prettig als de herinneringen aan het door natuurgebieden struinen met mijn oudere broer.

Twee weken laten zegt mijn vrouw: ‘Je mag voor je verjaardag kopen wat je wilt, tot honderd euro. Krijg je van mij en mijn ouders.’

Ik denk lang na. Eigenlijk heb ik niks nodig, zelfs niet voor in de keuken. Ik zeg dat ook tegen haar. Maar een paar weken later weet ik het toch.

Het is avond. De kinderen slapen, ik heb een glaasje whiskey op tafel staan. Naast het glas ligt het instructieboek van het legokasteel waar ik mee bezig ben, het kasteel dat veel lijkt op het legokasteel dat ik zo ontzettend graag wilde hebben toen ik klein was, maar wat ik niet kreeg, omdat het te duur was.

Morgen mogen de kinderen er mee spelen, maar vanavond is het van mij. En ook de kleine jongen in mij is er erg blij mee.

Geplaatst op Geef een reactie

Oma Komt

Mijn zoontje was twee jaar oud toen hij het voor de eerste keer op die manier zei.

‘Oma kom,’ zei hij. ‘inoggen.’ Waarmee hij de ochtend bedoelde. Ik lachte en zei dat oma pas in het weekend zou komen, en dat ze hem dan mee ging nemen naar opa, die in een verzorgingstehuis zat. Maar hij bleef er bij. ‘Oma kom,’ zei hij. ‘Inoggen.’

Ik lachte en aaide hem over zijn bol.

‘Dat zou gezellig zijn, hé,’ zei ik tegen hem.

Oma kwam, die ochtend. Ze was toevallig in de buurt, zei ze.

 

Toen hij drie was, zei hij het nog een keer, weer heel stellig.

‘Oma kom,’ zei hij, ‘vemiddag.’

En verdomd als het niet waar was, toen ik in de middag boven de was aan het vouwen was, hoorde ik de deur beneden open gaan. Daar was mijn moeder, precies zoals die kleine het had gezegd. Ik vroeg aan haar of ze het hem verteld had, dat ze zou komen, en ze keek me alleen maar verbaasd aan. ‘Hoe dan?’ vroeg ze. ‘Hij heeft toch geen whatsapp ofzo?’

Vanaf die dag vroeg ik regelmatig aan hem of ‘oma vandaag zou komen’ maar hij zei altijd ‘nee hoor, vandaag niet’

 

Hij was bijna vijf toen hij het weer zei, aan het ontbijt.

‘Oma komt. Vanavond.’

Ik geloofde hem meteen, kocht in de supermarkt een lekker flesje port en slagroomsoesjes waarmee ik mijn moeder blij verraste. Ik vertelde niet aan haar hoe ik het wist, ze zou me toch niet geloven.

 

Oma is nu al twee jaar dood. Elke dag denk ik aan haar, gewoon, omdat ik van haar hou en omdat ik haar mis, maar ook omdat er een groot, geschilderd portret van haar aan de muur hangt. Dat had ze laten maken een jaar voordat ze overleed, aan de hand van een foto van toen ze in de vijftig was. Ze keek streng de kamer in vanaf het doek en ik elke keer als ik in de woonkamer een beetje aan het ontspannen was, voelde ik me schuldig. Ik zette het schilderij daarom drie dagen geleden op zolder neer, en hing er zelfs een oud laken overheen.

‘Oma komt,’ zei mijn zoontje gisteren in de ochtend. ‘Vannacht.’

Ik schrok, vroeg wat hij er mee bedoelde, maar hij haalde zijn schouders op en zei alleen maar nog een keer: ‘Oma komt, vannacht.’

Maar goed, oma is dood, dus ze kan niet meer komen, dacht ik.

Vannacht werd ik wakker van gebons op de keukenramen, van gekras en gekrabbel op de muren. Er werd gerammeld aan de deurklink van de voordeur, iemand, iets probeerde naar binnen te komen. Ik bleef bibberend in mijn bed liggen, klaarwakker, de hele nacht, en, daar ben ik heel eerlijk over, ik heb de dekens over mijn hoofd getrokken.

In de ochtend ben ik buiten gaan kijken. Aarde op de tegels in de tuin, vieze vlekken op de ramen, de deurklink en de stoep. Ik heb alles goed schoongemaakt.

 

Daarna heb ik oma weer opgehangen in de woonkamer. En misschien vergis ik me, maar ze lijkt nu ineens heel tevreden te kijken.

Geplaatst op Geef een reactie

Keihard

‘Papa, papa!’ Mijn oudste zoon staat bij de vensterbank, kijkt naar buiten.

‘Papa!’ zegt hij nogmaals. Er is duidelijk iets aan de hand. Ik sta op vanachter mijn bureau en loop naar hem toe.

‘Harry heeft een vogel,’ zegt hij en hij wijst. Onze rode kater zit in de voortuin. Voor hem ligt een verfrommelde duif, met een rode buik en zijn nek in een vreemde houding. De duif beweegt nog, maar het gaat duidelijk niet goed met hem. Ik loop naar de voordeur en doe open.

Onze kat loopt naar binnen, zonder nog naar zijn slachtoffer te kijken. Ik kijk naar de duif. Nek doorgebeten, darmen hangend uit zijn buik. Die valt niet meer te redden.

‘Wat is er met die duif?’ vraagt mijn oudste. Ik kijk om, zie dat zijn zusje en broertje achter hem staan. Ze proberen nieuwsgierig een glimp op te vatten van wat er aan de hand is. Ik sta op, jaag ze naar binnen.

‘Harry heeft een duif gevangen en ik denk niet dat die het gaat overleven,’ zeg ik tegen ze.

‘Mag ik het ziehien?’ vraagt mijn dochter. 

‘Neehee,’ zeg ik. Ik sluit de deur. Die klemt gelukkig, zodat ze hem zelf niet open kunnen maken. 

Bij de deur ligt een doorzichtig plastic boodschappentas, waar ik mijn rechterhand in doe en dan gebruik ik het plastic als een soort handschoen om de duif op te pakken. Hij trilt, ademt nog wel maar het gaat niet van harte. Snel doe ik de tas binnenstebuiten zodat de duif erin zit, en ik kijk om me heen. Daar is de grote steen die als decoratie in de tuin ligt. De duif hoeft niet langer te lijden, vind ik. Ik leg de zak met de duif neer achter de bakfiets, pak de steen en met één beweging laat ik de zware steen op het kopje van de duif terecht komen.

Gebonk op het raam. Mijn oudste is blijkbaar in de vensterbank geklommen, heeft alles gezien. Hij slaat met zijn vuist op het glas, schreeuwt.

‘Papa! Wat doe je!’ 

Shit.

Ik verberg de zak achter mijn lichaam, sjouw het naar de vuilniscontainer die voor het huis staat en waar de zakken in gaan met ‘overig’. Daar past deze zak wel in. Ik doe de deur voorzichtig open en ga naar binnen, waar ik met mijn huilende zoon (Duiven zijn mijn lievelingsdieren! Hij heeft nooit aandacht voor duiven gehad, maar goed) op de bank ga zitten. Ik leg hem uit dat als een dier heel erg ziek of gewond is, het aardiger is om hem uit zijn lijden te verlossen, net als we bij onze oude kat hadden gedaan. Toen die zó ziek was dat zijn leven alleen maar bestond uit pijn hebben, heeft de dierenarts hem geholpen om definitief van zijn lijden af te komen. En als er geen dierenarts is, dan moet je het zelf doen.

Hij begrijpt het, na een tijdje. We praten over onze oude kat Henkie, die we met zijn allen hebben begraven, praten over de dood in het algemeen. En we besluiten samen dat we nooit dood willen gaan, maar liever veranderen in robots.

Een half uur later zit hij te spelen met zijn zusje. Ze heeft een kussen in haar handen en ze slaat enthousiast op zijn hoofd.

‘Dit is een steen en jij bent een duif!’ roept ze vrolijk.

Geplaatst op Geef een reactie

Rotkind

‘Dikke piemel!’ roept mijn dochter, terwijl ze me ineens op mijn kruis slaat, ‘dikke piemel dikke piemel dikke piemel!’

Ik probeer haar weg te duwen, kijk haar aan.

‘Ik vind het niet leuk als je dat zegt,’ zeg ik. ‘Wil je er alsjeblieft mee ophouden?’

Ze giechelt, springt op en neer van de pret, probeert nogmaals tegen mijn kruis te duwen.

‘Dikke piemel!’ zegt ze.

Ik pak haar beet bij haar schouders, buig me voorover.

‘Echt. Niet. Doen,’ zeg ik, terwijl ik haar heel streng aankijk.

 

Ze staat stil, kijkt me aan.

‘Dikke piemel?’ zegt ze en ik zucht.

 

De ouders om me heen op het drukke schoolplein, kijken allemaal een andere kant op en doen alsof ze niks gehoord hebben.

Geplaatst op Geef een reactie

Veel te vol

‘We hebben echt genoeg speelgoed,’ zeg ik tegen mijn vrouw. We staan naast een paar volle bakken met Playmobil, vooral tweedehands. Sinds we wonen in een dorpje ten noorden van Amsterdam hebben we tijdens Koningsdag en in tweedehandszaken fijn veel kunnen kopen, voor relatief weinig geld.

Mijn vrouw knikt.

‘We hebben van alles wat, politie, dierentuin, ridders en prinsessen, alle verhalen die ze verzinnen, kunnen ze er mee spelen.’

‘En we moeten ze natuurlijk ook niet te veel verwennen,’ zeg ik.

Even zijn we stil en kijken we naar alle speelgoed. Mijn vrouw bukt en raapt wat losse ridders op, gooit ze in de ridderbak.

‘Alleen als ik een grote piratenboot zie,’ zeg ik, ‘alleen als ik die tegenkom in een tweedehandszaak ofzo, dan koop ik die nog wel. Die wilde ik zó graag hebben toen ik klein was! Ik zette hem elk jaar weer op mijn verlanglijstje. Maar we hadden nooit genoeg geld natuurlijk.’

‘Ik had er eentje,’ zei mijn vrouw, en ik kijk haar verbaasd aan. Ze had al haar oude Playmobil meegenomen vanuit haar ouderlijke woning. Waarom heb ik de piratenboot dan niet langs zien komen?

‘Mijn vader heeft hem aan mijn buurjongen gegeven toen hij een zoontje kreeg.’

‘Wat erg!’

Ze knikt.

Maar we zijn het er over eens. Wij, we bedoelen dus vooral ook de kinderen, we hebben méér dan genoeg Playmobil.

 

 

Twee dagen later in een tweedehandszaak waar ik even naar binnen ga als mijn pontje net weg is, twintig euro:

 

 

Geplaatst op Geef een reactie

Varken

‘Deze ketting?’ vraagt de verkoper bij de juwelier terwijl hij wijst naar de ketting die om zijn nek hangt. ‘Dit is een Varken, want ik ben een varken volgens de Chinese astrologie.

Mijn zoontje van drie kijkt hem aan.

‘Je bent helemaal geen varken,’ zegt hij, ‘je bent een meneer.’

Even is de man stil en dan lacht hij.

‘Ja dat is eigenlijk ook wel zo.’

Tevreden kijkt de kleine weer naar de glimmende sieraden in de vitrines.

Geplaatst op Geef een reactie

Veilig

Een droevige dochter vertelt over haar moeder die niet meer welkom is bij het koor waar ze al tien jaar zingt, omdat ze niet gevaccineerd is en de anderen zich onveilig voelen.

Ik realiseer me dat die andere mensen deze dame juist veilig houden. Gevaccineerde mensen kunnen de delta-variant dragen zonder dat ze het door hebben, en ongevaccineerde mensen hebben meer moeite om het te overleven zonder blijvende schade.

Ze zou ze dankbaar moeten zijn.

Geplaatst op Geef een reactie

De voordelen van Geld en Geweld

‘Sorry,’ zegt de jongen die voor het theater controleert. Hij laat zijn telefoon zien. ‘Ik mag je niet binnenlaten.’

We zien een rood ding op zijn scherm. Dat houdt in dat we niet naar de voorstelling mogen gaan waar we al een hele tijd geleden kaartjes voor hebben gekocht, en waarvoor we speciaal naar een andere stad zijn gegaan, een hotel hebben geboekt, een oppas geregeld.

‘Dus wij zijn allebei dubbel gevaccineerd en mogen toch niet naar binnen?’

Hij knikt, kijkt verontschuldigend. Mijn vrouw is stil maar ontploft van binnen.

Ze heeft ruim van tevoren alles goed geregeld en gepland. Ik was laat, maar vandaag had ik dan toch de coronacheck gedownload om bewijs te hebben dat ik geen corona-verspreid-gevaar ben. De app doet het niet, hoe vaak ik het ook probeer, hij doet niks, wát ik ook probeer. Aan de duizenden 1-ster-recensies zie ik dat iedereen er problemen mee heeft. De app is gewoon stuk dus, slecht in elkaar gezet.

‘Worden alle fans van voetbalwedstrijden en van de Formule 1 ook zo streng gecontroleerd?’ vraag ik. Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik hoorde dat mensen op het vliegveld totaal geen controles krijgen,’ zeg ik, ‘ook al komen ze uit oranje of rode landen.’

‘Sorry,’ zegt hij nogmaals.

We druipen af, en zien om ons heen ook andere mensen weglopen, teleurgesteld. We besluiten om morgen dan maar ons geld terug te vragen en gaan deze avond naar een film (waar we zonder problemen binnen komen).

Het is duidelijk. De overheid heeft schijt aan kunst en cultuur. Festivals zijn in Nederland nog steeds verboden, bij theaters en andere cultuurgebouwen mag je alleen binnenkomen als een app (die het niet doet) dat toestaat. Voetbalclubs, vliegtuigmaatschappijen en de Formule 1 hoeven niet aan strenge regels te voldoen, daar wordt niet gecontroleerd.

Wat is het verschil?

Sommige voetbalfans slaan de boel kort en klein als ze niet toegelaten worden tot een voetbalstadion. De Formule 1 baasjes en de bazen van de vliegtuigmaatschappijen kunnen geld in de richting van de politici laten stromen als dat nodig is, nu in de vorm van donaties, later in de vorm van goedbetaalde banen. Geld en geweld, dat is het verschil. De kunst- en cultuursector maakt daar geen gebruik van. Maar wat moeten ze dan wel doen?

Ik denk dat er maar één antwoord op is. Burgerlijke ongehoorzaamheid. Gewoon iedereen toelaten bij alle voorstellingen. Doet de app het niet? Mondkapje op en lekker naar binnen. Als de overheid schijt aan je heeft, moet je gewoon schijt terug hebben. Gaat de overheid dan keihard alle theaters sluiten? Ik ben benieuwd wat een rechter er van vindt, van een overheid die zo overduidelijk met twee maten meet.

Het is tijd voor burgerlijke ongehoorzaamheid en gerechtelijke uitspraken. Wie vindt dat ook?

#coronacheckapp #kunst #cultuur

Geplaatst op Geef een reactie

Jong geleerd

‘Ik was al op mijn vijftiende ondernemer,’ zegt de jonge man trots. Hij staat in het kantoor naast de ruimte die ik misschien wil huren. Achter hem zie ik het team dat hij heeft overgenomen van de vorige eigenaar van zijn bedrijf.

‘Ik kocht elektrische wagentjes in vanuit Amerika, en verkocht ze weer door in Nederland.’

Op mijn vijftiende nam ik een krantenwijk omdat mijn moeder niet genoeg geld had om me met schoolreisjes mee te laten gaan. Zes ochtenden in de week stond ik om vijf uur op, zodat ik niet meer als enige thuisbleef maar gewoon mee kon naar Londen of Parijs. Ik hield zelfs geld over om af en toe een fotorolletje te laten ontwikkelen (die ik had volgeschoten met de tweedehands camera die ik kreeg van een bekende van mijn moeder). Natuurlijk ging van al mijn inkomsten wel eerst de helft naar mijn moeder. Dan was de kans weer wat kleiner dat ik dingen aan de caissière moest teruggeven als ik boodschappen deed voor de hele familie. Heel vaak stond er nét iets te weinig op de rekening.

Ik kijk naar de jonge man, en realiseer me dat als je elektrische auto’s inkoopt op je vijftiende, je niet dat soort zorgen hebt als ik had. Ik krijg een klein beetje een hekel aan hem, terwijl hij er natuurlijk ook niet zo veel aan kan doen, dat hij een verwend ventje is.

Nu denk ik aan mijn zoontje, die tien vriendjes mocht meenemen voor het paintballen op zijn verjaardag. Hij zal misschien ook een keer tegen een vriendje zeggen: ‘maar dan ga je toch óók paintballen op je verjaardag? Hartstikke leuk’. Misschien is dat vriendje wel net zo arm als ik vroeger, en krijgt hij per ongeluk ook een beetje een hekel aan mijn zoontje.

Daar kan hij dan ook niks aan doen.

Geplaatst op Geef een reactie

Chef

‘Ik ben een perfectionist, dat is het probleem,’ zegt de chefkok van het restaurant. ‘Ik wil dat alles gewoon helemaal picobello is. En ik wil ook dat iedereen in het team perfect is. Dus niet alleen het eten mooi opgemaakt op het bord de keuken uit sturen, maar er ook zelf netjes uitzien. De overhemden en de broeken en de schoenen helemaal perfect, niet slordig.’

‘Heb je dan een open keuken?’ vraag ik.

Hij knikt. Ik denk aan de keren dat ik in keukens werkte en waar het eten mooi naar buiten ging, maar waar we zeker niet piekfijn gekleed waren, zelfs als het open keukens waren.

‘Een voorbeeld,’ zegt hij. ‘Toen hun veters kapot gingen, hebben ze een stuk plastic gepakt en dat heel erg ver uitgerekt, daar hebben ze veters van gemaakt voor in hun schoenen.’

En dan begrijp ik hem.

Geplaatst op Geef een reactie

Grondig

‘Ik heb 500 uur onderzoek gedaan op internet,’ beweert de man op Linkedin die vaccinaties als een groot gevaar ziet. ‘Dus ik weet waar ik het over heb.’

Even twijfel ik. Moet ik nou deze onbekende meneer die superveel youtube filmpjes heeft gekeken vertrouwen of mijn zus, die gepromoveerd epidemioloog is en al twintig jaar artsen en verpleegkundigen traint in het doen van statistisch verantwoord wetenschappelijk onderzoek? Zij vindt het wél een goed idee om gevaccineerd te worden.

Ik besluit toch maar mijn zus te vertrouwen.

Geplaatst op Geef een reactie

Zelf Doen!

Ik zie een lunchtrommel vol met een rijke salade, en kijk de stagiaire aan die net op het punt staat om er van te gaan eten.

‘Zelf gemaakt?’ vraag ik.

‘Ja!’ zegt ze vrolijk.

Dan is ze even stil.

‘Mijn móeder heeft het zelf gemaakt,’ zegt ze dan.

Geplaatst op Geef een reactie

Schoonmaken

‘Ik moet je iets bekennen,’ zegt ze onverwacht. Ik kijk op van mijn strijkwerk. Ze staart naar de grond vanaf de bank waar ze zit, omringd door dossiermappen van haar werk.

‘Een tijdje geleden is het begonnen. Ik merkte…’

Ze is stil. Ik schrik. Wat is er aan de hand? De laatste tijd is ze anders gaan doen. Door de week is ze altijd gezellig en vrolijk, en vanaf vrijdag is ze geïrriteerd over alles. Bijna elk weekend beginnen we met ruzie. Mijn paranoïde brein dacht dat ze misschien aan het sjanzen was met die nieuwe collega waar ze het zo vaak over had gehad.

‘Wat is er schatje?’ zeg ik. Ik zet de strijkbout rechtop.

‘Ik, ik,’ ze kijkt even naar me, dan weer weg.

‘Weet je, ik had je verteld dat ik het niet meer red met het huishouden nu ik dat nieuwe project moet leiden op mijn werk.’

Ze had verteld over hoe trots ze is dat ze de verantwoordelijkheid heeft gekregen over een compleet project. Ik begrijp dat, nu ze eindelijk het doel heeft bereikt waar ze al jaren mee bezig is, ze dat heel erg serieus neemt. Daarom vind ik het niet erg dat ze er ook buiten werktijd mee bezig is. Tot laat in de avonden liggen de dossiers op tafel en zit ze over de computer gebogen. Dat soort periodes heb ik ook wel eens.

‘En ik had je gevraagd of je meer kon doen, of je wat taken kon overnemen.’

Ja, dat vroeg ze inderdaad, maar ik heb het altijd druk met mijn werk, zeker nu, tijdens de afronding van het financiële jaar! En ik heb natuurlijk de training voor de marathon, waar ik al een jaar mee bezig ben. Toen we hier kwamen wonen hebben we duidelijk afgesproken wie wat ging doen in het huishouden, en daar wil ik me graag aan houden. Anders heb ik geen overzicht.

‘Toen herinnerde ik me ineens wat jouw moeder had gezegd, over je vader.’

Ik weet niet waar ze het over heeft. Wat had ze van mijn moeder gehoord?

‘Dat ze als ze wilde dat je vader aan de slag ging met jullie schuur, waar het vaak zo’n zooitje was, dat ze dan over kleine dingen ging zeuren…’

Nog steeds is het niet helemaal duidelijk wat ze bedoelt. Maar er bekruipt me wel een vreemd gevoel.

Ze zucht.

‘Je moeder zei dat je vader dan uit boosheid de schuur ging opruimen en allemaal dingen ging regelen waar zij al lang om gevraagd had en waar je vader nooit tijd voor had. In ieder geval waarvan hij zéi dat hij er geen tijd voor had.’

Wat?

‘Sorry,’ zegt ze.

‘Wat?’ zeg ik.

‘Daarom doe ik elke vrijdag zo chagrijnig,’ zegt ze. ‘Ik ben het niet echt.’

‘Maar…’ zeg ik.

‘Ik voel me er echt héél lullig over!’

‘Dus…’

‘En eigenlijk, als je het goed bekijkt, heb je dus wél tijd om te strijken en de was te doen. Je hebt het helemaal niet te druk. En je bent ook niet te moe. Als je maar boos bent, dan lukt het je wel.’

‘Dus je doet elke vrijdag boos omdat ik dan ga schoonmaken?’

Ze knikt.

 

Ik denk er even over na, dan moet ik lachen.

‘Toen je begon met praten, zo serieus… Ik zag dat je je ergens heel erg schuldig over voelde! Dus ik dacht: die heeft iets gekregen met een ander, met die Timo ofzo, die nieuwe jongen op je werk.’

 

Haar gezicht betrekt.

‘Ja, dat is het andere waar ik het met je over wil hebben.’

Geplaatst op Geef een reactie

Harig

Mijn jongste (3 jaar) en ik liggen samen op bed te wachten. Als ook zijn zus klaar is met tandenpoetsen en pyjama aantrekken krijgen ze een verhaal voorgelezen. Hij kijkt me aan van heel dichtbij, heeft net gezegd dat hij me heel erg lief vindt. Dan gaat hij met zijn kleine handje naar mijn gezicht.

Hjj aait mijn neus. ‘Wat is dat?’ vraagt hij en ik antwoord : ‘Dat is mijn neus’

Dan aait hij mijn wang en vraagt: ‘Wat is dat?’ en ik antwoord: ‘Dat is mijn wang.’

Hjj komt bij mijn kin en aait over de baardharen.

‘Wat is dat?’ vraagt hij en ik antwoord:

‘Dat is mijn baard.’

Hard lachend trekt hij zijn hand terug.

‘Dat is geen baard! Sinterklaas heeft een baard!’ Hij gaat rechtop zitten, blijft hard lachen.

Ik ben nauwelijks beledigd maar het spel is wel voorbij.

 

Later realiseer ik me dat hij mijn kin bedoelde, niet mijn baardharen. Domme papa.