Geplaatst op Geef een reactie

De Eerlijke Dief

‘Deze doos met Lego ga ik zometeen stelen’, zeg ik tegen de manager van de V&D die ik heb laten halen door de beveiliger. De beveiliger doet meteen een stap naar links om de route naar de draaideur te blokkeren, en doet zijn armen over elkaar. De manager kijkt niet-begrijpend van de doos met de lego-politieset naar mij.

‘De zoon van mijn vrouw is jarig. En we hebben geen geld.’

Nu zucht de manager, kijkt even weg.

‘We zijn freelancers. Er komt wel geld aan hoor, waarschijnlijk volgende week al! Maar morgen is hij al jarig.’

‘Als we hier aan beginnen meneer…,’ zegt de manager.

‘Ik kom natuurlijk betalen, later’ zeg ik. Ik geef de manager mijn paspoort.

‘Dan weet u wie ik ben, en weet u zeker dat ik terug kom,’ zeg ik.

De manager schudt zijn hoofd.

‘Dan moet ik hem stelen,’ zeg ik.

‘Dan bellen wij de politie,’ zegt de manager.

‘Zit ik in de cel, als die kleine jarig is, heeft hij geen cadeautje, en geen vader.’

‘Uw probleem, meneer,’ zegt de manager.

Ik denk even na.

‘U weet niet wanneer ik deze doos ga stelen. Misschien nu, misschien over drie uur. Blijft hij al die tijd naar mij kijken?’ Ik kijk naar de beveiliger. Hij ziet eruit alsof hij rustig duizend jaar naar een bakstenen muur kan kijken.

‘Dat is zijn probleem, niet de mijne’ zegt de manager. Hij geeft mijn paspoort aan de beveiliger, gebaart dat hij mij de winkel uit moet zetten.

De beveiliger kijkt even naar de manager, lijkt ergens over te twijfelen, doet dan een stap mijn kant op. Zijn ene hand legt hij op mijn schouder, zijn andere hand pakt de politieset af en legt het netjes in het schap terug, bij de andere politieauto’s.

We staan buiten. Ik kijk naar het stuk inpakpapier dat de beveiliger heeft afgescheurd van de rol die bij de inpakbalie hangt. Hij geeft het aan me.

‘Neem de streepjescode van de doos mee als je komt betalen,’ zegt hij. Ik bloos.

‘Hoe wist je het?’ zeg ik.

Hij klopt op mijn rug, waar een lego-brandweerauto verstopt zit, onder mijn jas.

‘Alles was net gespiegeld meneer. Er misten een politie-auto èn een brandweerauto.’

Ik wil zijn hand schudden, hij weigert het.

‘En als je niet komt betalen, zoek ik je op, en krijg je een pak slaag,’ zegt hij.

Ik knik.

Lijkt me wel zo eerlijk.

Geplaatst op Geef een reactie

Gesmeerd

Annie heeft nog een man. De meeste huizen waar ik schoonmaak zijn van oudere dames die al tientallen jaren weduwe zijn, maar zij woont nog steeds samen met haar Piet. In de drie uur dat ik in hun huis ben, komt hij niet uit zijn stoel in de woonkamer, waar hij rustig een krantje leest of met zijn ogen dicht zit.

Zij achtervolgt me overal in huis en vertelt me hoe ik alles moet doen, welk schoonmaakmiddel ik moet gebruiken voor de ramen, en hoe ik stof moet afnemen bovenop de kast. Ik doe dit werk al jaren, maar in discussie gaan met iemand die iets al zestig jaar op een bepaalde manier doet, werkt niet. En misschien is haar manier wel de beste manier.

De koffie staat klaar, met een koekje. We praten in de woonkamer, de Amsterdamse dame en ik, en ik vertel dat mijn vriendin zes maanden zwanger is.

‘Ik hoop maar dat de bevalling meevalt,’ zeg ik, ‘ik moet er niet aan denken dat mijn vriendin 36 uur pijn heeft, of dat er een keizersnede moet komen of zo’n zuigding.’

‘Mijn bevalling was een makkie,’ zegt ze.

Dan kijkt ze even naar Piet, en grijnst.

‘Piet hield me namelijk héél goed doorgesmeerd toen ik zwanger was. De kleine floepte er zo uit!’

‘Ghegheghe,’ lacht Piet met zijn dichte ogen.

En als ik door krijg wat ze precies bedoelt, lach ik ook, maar wel een beetje ongemakkelijk.

Drie maanden later verloopt onze bevalling ook heel gesmeerd.

Geplaatst op Geef een reactie

Ruilen

Ik laat de kapotte boodschappentas op de grond vallen, zet mijn schreeuwende peuter op de kassabalie. De meisjes van de Blokker die met elkaar aan het kletsen waren, kijken ons aan.

‘Ik kom hem ruilen,’ zeg ik, ‘hij luistert niet.’

De kleine is stil geworden van de aandacht.

‘Nou meneer, dat kan hoor,’ zegt het ene meisje, giechelig, ‘wat wilt u dan meenemen?’

‘Maakt mij niet uit’, zeg ik, ‘wat jullie ervoor willen geven.’

‘Nou,’ zegt het andere meisje, ‘U mag mij wel meenemen naar huis.’

Even ben ik stil.

‘Uhm,’ zeg ik.

Dan besluit ik toch alleen maar een stevige boodschappentas te kopen.

Geplaatst op Geef een reactie

Kadotje

In kriebelige groep 3 letters staat het op het blaadje: ‘Ik wil een Kadotje. Alsublievt’.

Melvin uit groep 8 zit tegenover me, stuurs kijkend.

‘U begrijpt het niet, meester,’ zegt hij.

Maar ik begrijp het wel, eindelijk. Eindelijk weet ik waarom kleine Karima steeds weer hangend aan de kapstok werd gevonden, aan haar prinsessenrugzakje, beentjes een halve meter bungelend boven de grond. Zij wilde nooit zeggen wie het gedaan had, leek ook nooit boos. Haar ouders waren woedend dat we er niets mee konden doen.

‘Je begrijpt wel dat het echt niet kan, Melvin?’

Hij knikt.

‘Maar wat moet ik dan doen?’

‘Al eens geprobeerd te negeren?’

Melvin zucht, diep.

‘Ze houdt gewoon niet op! Wat ik ook doe. Ik kan moeilijk voor haar wegrennen, krijg ik geen respect meer. En iedereen moet lachen als ze het zegt, gaan ze haar nog nadoen ook!’

‘Nog geen reden om haar aan de kapstok op te hangen,’ zeg ik. Toch begrijp ik dat het voor de enige Surinaamse jongen op een school vol Marokkaanse en Turkse kinderen pittig is om zich staande te houden.

Hij heft zijn handen in wanhoop.

‘Ik heb zelfs gedacht dat ik er dan maar eentje moet worden!’

‘Je hebt niet eens schmink nodig. Krullen heb je ook al,’ zeg ik.

‘Neenee meester, ik ga dat echt niet doen! Ik haat verkleden, dat weet u.’

Ik lach, wist dat hij dat nooit zou willen. Toch brengt het me op een idee. Ik wijs naar de kast, waar de spullen liggen voor het grote feest van over twee weken.

‘Kies daar maar een leuk cadeautje uit voor een meisje van zes,’ zeg ik.

Hij heeft zusjes, dus hij kiest iets perfects uit.

Ik kijk mee als hij naar Karima loopt, die buiten mijn kantoor aan het wachten is tot ze opgehaald wordt.

Karima springt op van het bankje als ze Melvin ziet.

‘Zwarte Piet!’ roept ze. ‘Jij bent Zwarte Piet!’

Even kijkt Melvin mijn kant op, ik zie hem zuchten, maar dan kijkt hij weer naar Karima.

‘Sst,’ zegt hij tegen haar, ‘ik ben Geheimpiet. Niemand mag het weten.’

Karima kijkt hem aan met haar grote ogen, knikt langzaam.

‘Hier,’ zegt hij en geeft haar het pakketje, ‘voor jou, van de sint. Ik heb hem jouw brief gegeven.’

Karima straalt, pakt het cadeautje aan, draait het om en om in haar handen, kijkt Melvin vragend aan. Hij gebaart dat ze het mag openen.

Even later kijkt de stralende Karima naar het playmobiel-elfje dat Melvin voor haar heeft uitgekozen. Hij doet ondertussen het inpakpapier in het rugzakje op haar rug, ze wilde het houden. Karima kijkt naar hem om.

‘Dankjewel Zwarte Piet’ zegt ze. Dan kijkt ze verder naar achter, naar de kapstok waar ze voor staan.

Melvin kijkt mee, lacht, schaamt zich een beetje.

‘Dat hoeft niet meer. Als jij maar aan niemand vertelt dat ik Geheimpiet ben. Beloof je dat?’

Ze knikt, kijkt nog even naar de kapstok, dan weer naar hem, glimlacht verlegen. En Melvin begrijpt het. Voorzichtig tilt hij haar op, en hangt haar met haar rugzakje aan de kapstok. Even bungelt ze daar, met haar elfje in haar handen, en is ze helemaal gelukkig.

Dan komt de moeder van Karima de school binnen, ziet Melvin haar dochter aan de kapstok hangen en rent al schreeuwend op hem af.

Melvin rent snel mijn kantoor in, verschuilt zich achter mij.

‘Moest van de meester! Moest van de meester!’

Nog uren bezig geweest met uitleggen, daarna.