Geplaatst op Geef een reactie

Dubbel

De spoorbomen gaan dicht, vlak voordat we aan komen fietsen. Ik draai me om en kijk mijn zoontje aan, die achterop zit.

‘wat denk je dat er komt? Een dubbeldekker of een sprinter?’

‘Ehm,’ zegt hij. Hij houdt zijn vinger bij zijn mond, wat hij altijd doet als hij nadenkt.

‘Een dubbeldekker,’ zegt hij dan.

We wachten op de trein. Het is een sprinter. Mijn zoontje juicht.

‘Een sprinter,’ roept hij. ‘Dat had ik al gedacht!’

Ik zwijg. Volstrekt tevreden kijken we de trein na.